Genus Puffinus Brisson.
Brisson, Orn. VI, 1760, p. 130.
Snavel tamelijk lang en slank, langer dan de kop. Neusbuis kort, ongeveer 1/4 van de lengte van den snavel, met aan het einde 2 neusgaten, die schuin naar boven gericht en door een breed tusschenschot gescheiden zijn. Loopbeen zijdelings platgedrukt, netvormig met schubben bekleed, ongeveer evenlang als de middenteen. Achterteen klein. Staart vrij kort, afgerond, uit 12 pennen bestaande.
Vertegenwoordigers van het genus Puffinus komen op alle zeeën der aarde voor; van de ruim 20 bekende soorten zijn er 3 met zekerheid aan onze kust waargenomen.
Tabel ter bepaling der soorten.
1. | onderzijde van het lichaam wit of grootendeels wit, rugzijde donker | 2 | |
geheele gevederte zwartbruin en grijsbruin, alleen eenig wit aan de onderzijde der vleugels ........................................ |
.......... | P.grisseus. | |
2. | rugzijde zwart, vleugels korter dan 250 mm | .......... | P. puffinus. |
rugzijde bruin, vleugels langer dan 300 mm | .......... | P. gravis. | |
De vermoedelijk ook aan onze kust waar te nemen kleine pijlstormvogel (Puffinus obscurus godmani Allen) gelijkt veel op Puffinus puffinus (Brünnich), is van boven leizwart en van onderen, ook aan de zijden van den kop, wit; hij is echter belangrijk kleiner, de vleugellengte steeds beneden 200 mm., nl. van 170–185 mm., terwijl deze bij den noordschen pijlstormvogel altijd grooter dan 200 mm. is.