Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/98

Deze pagina is proefgelezen

44

 
Orde PROCELLARIIFORMES.
Familie PROCELLARIIDAE.
 

N°. 14.

Oceanodroma leucorhoa (Vieillot).

HET VALE STORMVOGELTJE.

Plaat 18: oud ♂ en oud ♀.

 

Procellaria leucorhoa Vieillot, Nouv. dict. d'Hist. Nat. nouv. éd. XXV, 1817, p. 422.

Procellaria leachii, Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. II, 1820, p. 812.

Thalassidroma leachii, Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. IV, 1840, p. 512. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 583, pl. 331. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 230, pl. 33, fig. 3.

Procellaria leucorrhoa, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 96. Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 118.

Oceanodroma leucorrhoa, van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 134.

Oceanodroma leucorhoa, Snouckaert van Schauburg, Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 108.


Nederlandsche volksnamen: in het Friesch ook Stoarmfûgeltsje (de Vries).

Engelsch: Leach's forktailed petrel.

Duitsch: Gabelschwänzige Sturmschwalbe.

Fransch: Thalassidrome de Leach.

 

Beschrijving: Oud. Bovendeelen bruinzwart, kop en bovenrug met grijsachtige tint; middelste en groote vleugeldekvederen vaal grijsbruin, de laatsten met grijswitte randen; bovendekvederen van den staart wit met smalle zwarte schachtstrepen en soms met zwarte uiteinden; onderzijde zwartbruin, kin en keel grijsachtig; vleugels en staart zwart. Iris donkerbruin, snavel en pooten zwart. Vleugel 152–165, staart 85–94, snavel 15–16, loopbeen 24–26 mm.

De beide seksen en ook de jongen dragen hetzelfde kleed.

 

Voorkomen en levenswijze. Het vale stormvogeltje komt thans schijnbaar veel algemeener in ons land voor dan in vroeger jaren. Toen Schlegel in 1863 den catalogus van de Procellariae in het licht gaf, was er nog geen inlandsch voorwerp in het Museum te Leiden aanwezig; in de Collectie van Wickevoort Crommelin bevinden zich slechts 2 voorwerpen uit Nederland, in 1866 en 1885 bemachtigd. Sedert 1904 ontving ik voor de collectie van 's Rijks Museum te Leiden 28 voorwerpen.

Het is tegenwoordig in het winterhalfjaar na krachtigen of stormachtigen wind op de kust jaarlijks een vrij geregelde verschijning, soms zelfs in vrij veel exemplaren; waarnemingen in het zomerhalfjaar aan onze kust behooren tot de uitzonderingen.