Pagina:PPKS 0006 Mededeelingen van het Algemeen Proefstation der AVROS - Rubber Serie No. 31.pdf/6

Deze pagina is proefgelezen

— 2 —

Het is duidelijk, dat bij voorkomende inzendingen aan het proefstation onze diagnose steeds was: "Onvoldoende gedroogd, hetzij door te dik afwerken der sheet of door ondoelmatige inrichting of gebruik van het rookhuis". Uit het volgende is ons echter gebleken, dat dit oordeel niet altijd billijk zal zijn geweest.
Om onze meening te staven vertoonden wij den inzender gewoonlijk een gedeelte van het monster, dat door ons nog eens in eene droogstoof was nagedroogd, en waarbij dan de streep geheel was verdwenen.
Nu werd evenwel door den Heer van Altena, Secretaris der Société Internationale de Plantations et de Finances, onze aandacht erop gevestigd, dat de aldus verdwenen streep na eenige dagen terugkeerde, en dat hetzelfde verschijnsel was opgemerkt op een der ondernemingen van genoemde maatschappij bij sheets die, wanneer zij uit het rookhuis kwamen geen streep vertoonden, doch na enkele dagen deze weder duidelijk te zien gaven.
Hoewel wij er een oogenblik aan dachten, dat mogelijk de hoogere temperatuur in droogstoof of rookhuis bij het verdwijnen van dit optisch verschijnsel een rol zou kunnen spelen, omdat bekend is, dat ook ondoorzichtige crepe bij verwarming doorzichtig wordt, pleitte toch de meeste waarschijnlijkheid ervoor, dat de hygroscopische, vochtaantrekkende serumbestanddeelen hier een rol zouden spelen. In het warme rookhuis zouden zij hun vocht afstaan, om naderhand uit de koelere buitenlucht weder zooveel vocht tot zich te trekken, dat het optreden van de witte, ondoorzichtige streep op de doorsnede er het gevolg van was. De juistheid van deze opvatting werd door enkele proeven, waarvan de beschrijving hier zal volgen, vastgesteld.
In de eerste plaats werd door middel van eene eenvoudige vochtbepaling in eene droogstoof het verschil in vochtgehalte bepaald tusschen de droge buitenlagen en de vochtige binnenlaag van een stuk sheetrubber. Hiertoe werd het betreffende monster, dat hoewel het reeds lang bewaard was, de streep duidelijk vertoonde, in enkele m.M breede strooken geknipt, en daarna ieder van deze strooken weder over de lengte in drieën verdeeld. De middelste van elke drie aldus verkregen smallere reepen was dan een vertegenwoordiger uit het vochtige gebied.
Op deze wijze werden 9.824 gram buiten- en 8.338 gram vochtige binnenrubber verkregen.
Na verwarming in eene stoof gedurende ± 2 uur op 80° C werd constant gewicht verkregen en dit aangeteekend.
Het vochtgehalte van de droge buitenrubber bleek te zijn 0.50 pCt, dat van de vochtige binnenrubber 0.70 pCt.
Het verschil is dus twee tiende procent of uiterst weinig.
In werkelijkheid zal dit verschil echter iets grooter zijn, omdat men nooit zoo zuiver kan knippen, dat niet of een klein gedeelte van de vochtige rubber bij de droge terecht komt, of omgekeerd, en in beide gevallen wordt daardoor het gevonden verschil kleiner.