Ze nam een mes en wilde er haar aderen mee doorsnijden, maar werd daarvan weerhouden door een dochter van haar verpleegster, Achel genaamd, die altijd bij haar had gewoond. Ze bekritiseerde haar ernstig en toonde haar dat wanhoop een ernstige fout was. En als ze zelfmoord zou plegen, zou haar ziel voor eeuwig verdoemd zijn in het pijnlijke vuur van de hel. Om deze en vele andere redenen overtuigde ze Giulla haar trotse besluit te verwerpen. En Achel troostte haar ook enigszins door te zeggen dat het niet gemakkelijk was te geloven dat de tiran het nieuws door de stad had verspreid dat hij Feristeno ter dood had gebracht. Ze kon het zelf toch niet geloven.
Waarop de huilende Giulla haar antwoordde: “Ik weet echt, lieve Achel, dat je ziet dat ik zo getroost moet worden vanwege de overweldigende liefde die je voor me voelt, en dat je alles probeert te doen om te voorkomen dat ik besluit zelfmoord te plegen. Maar vertel me eens, alstublieft, als ik mezelf niet dood, wanneer ik me in zo'n ellendige staat van leven bevind, beroofd van mijn dierbaarste echtgenoot, is het dan redelijk dat ik mijn maagdelijkheid geef aan zo'n wrede en goddeloze tiran, die een vijand is van ons geloof?"
"Maar nee," zei Achel, "zou ik u ooit troosten, want dit zou u weinig vriendschap tonen en niet trouw zijn aan mijn geloof in Christus met wiens hulp ik hoop dat we een uitweg uit dit ongeluk kunnen vinden. U weet hoe goed en heilig onze biechtvader door iedereen wordt beschouwd.