Giulla hoopte dat het geheim dat haar biechtvader haar had geleerd haar spoedig uit de handen van de tiran zou bevrijden. En ze wilde dit geheim aan zijn dochter vertellen, zodat ook zij zou worden bevrijd.
En op een dag, toen ze een lange discussie hadden over verschillende zaken, zei Giulla tegen haar: "Omdat ik echt weet dat ik met de hulp van God en met een geheim dat mijn biechtvader, een goede en heilige man, mij geleerd heeft, in staat zal zijn om uit de handen van de slechte Koning te vluchten en terug te keren naar mijn vorige staat en dat het me geweldig pijn doet dat je in staat van gevangenschap moet blijven, zal ik het ook aan jou onthullen en dit zal je helpen om je onmiddellijk te redden van je ellende op voorwaarde dat je me belooft het nooit aan iemand te onthullen."
De Koningsdochter was haar erg dankbaar en beloofde het nooit aan iemand te onthullen. Ze smeekte haar liefdevol om haar het geheim te leren, zodat ze zich ook uit haar ellendige toestand zou kunnen bevrijden. Toen Giulla haar meteen had geïnstrueerd, leek het haar dat ze met zo'n geheim met haar man uit de gevangenis zou kunnen vluchten. Ze zwoer aan God dat ze zich onmiddellijk zou laten dopen zodra ze in haar vorige staat was hersteld. En ze bedankte Giulla voor de grote liefdevolle vriendelijkheid die ze haar had betoond en keerde terug naar haar verblijf om zich te wijden aan het vasten en dagelijks duizend Pater Nosters te zeggen.