Op dezelfde dag maakte de Heer het aan mijn meester duidelijk dat hij hem elke prijs zou betalen als hij mij bij hem zou achterlaten. Hij ontving veel geld door mij aan hem te verkopen en hij keerde als rijk man naar zijn land terug.
De vorst had me onmiddellijk in rijke en kostbare kleding laten kleden en in korte tijd was hij zo vurig verliefd op me dat ik, hoewel ik alleen zijn slaaf was, hem alles kon vragen wat ik wilde. Maar omdat het geluk zich niet al te lang goedaardig en gunstig toont aan sterfelijke wezens, nam hij me eens mee op jacht, en ik hem stelde hem voor te doen wat ik kon, een hert in de voet en het oor met een enkele pijl schieten.
Omdat ik achteloos een paar woorden had gezegd over het schot die hij te brutaal vond en zijn eer had geschaad, werd hij plotseling erg boos en beval zijn ministers me uit te kleden, mijn handen achter me te binden en me mee te nemen naar een nabijgelegen bos waar wilde dieren me 's nachts zouden verslinden. De ministers voerden het bevel uit, kleedden me uit en lieten me overgeleverd aan het lot. Ellendig en bedroefd, bang dat de dood me te wachten stond, begon ik te lopen en kwam ik op de hoofdweg aan. Bij zonsondergang hoorde een groot gezelschap van passerende kooplieden op weg naar hun onderkomen mijn ernstige kreten.