Hij smeekte hen vriendelijk om bij hem te blijven zolang ze wilden, en verzekerde hen zo goed mogelijk van zijn grote achting voor hun scherpzinnige en hoge intelligentie.
Omdat de jonge mannen zichzelf zo vereerd zagen door zo'n grote vorst, waren ze oneindig dankbaar voor zijn grote hoffelijkheid en bleken ze heel bereid om aan al zijn wensen te voldoen. Dus vergezelde de Keizer hen zelf naar de voorbereide kamers en daarna werden ze vorstelijk behandeld. Er ging geen dag voorbij zonder dat de Keizer minstens vier uur lang verschillende onderwerpen met hen besprak. Hij was erg openhartig tegen hen en verrukt over hun eindeloze vindingrijkheid. Soms verstopte hij zich zelfs in een aangrenzend kamertje, en luisterde altijd naar hen terwijl ze over verheven onderwerpen spraken en ging opgetogen weg.
Hij gaf deze jonge mannen hetzelfde voedsel dat hij zou eten, en op een dag, toen het avondeten werd bereid, liet hij hen dik lamsvlees serveren met vele andere zeer delicate gerechten en een fles kostbare wijn. En hij trok zich terug in de kleine kamer om met veel plezier naar hun redenering te luisteren. Nu, terwijl de jonge mannen aan tafel zaten en het lam begonnen te eten en de wijn te proeven die de keizer hen had gestuurd, zei de oudste broer: “Eerlijk gezegd denk ik dat de wijnstok waar deze kostbare wijn vandaan kwam kwam, zijn wortels had in een begraafplaats, en ik denk niet dat het anders zou kunnen zijn."