Novella 2 - Dinsdag
IN de oude stad Beni Suef was eens een grote en machtige Koning, aan wie veel landen en provincies onderworpen waren. En omdat hij een machtig man was, liet hij een prachtig kasteel in het midden van deze stad bouwen als zijn residentie die 's nachts bewaakt werd door honderd woeste en dolle honden, die onder andere de ter dood veroordeelden verslonden.
Deze Koning had een enige zoon, die, hoewel hij begiftigd was met vele andere deugden, altijd alle anderen van zijn leeftijd overtrof met boogschieten. En aangezien hij een enig kind was, besloot de vader hem een vrouw te geven, om van hem kinderen te kunnen zien, die zijn troonopvolgers zouden zijn. Toen hij hem op een dag bij zich roep en hem zijn beslissing duidelijk maakte, vertelde hij hem dat hem vele dochters van grote vorsten waren voorgesteld.
In reactie daarop vertelde de zoon hem dat hij bereid was om aan al zijn wensen te voldoen, en hij voegde eraan toe dat hij hem maar om één ding dringend smeekte, dat aangezien hij de echtgenoot moest zijn, het hem zou behagen als de keuze aan hem werd overgelaten. Omdat als hij een vrouw moest nemen met wie hij de hele tijd van zijn leven moest doorbrengen, hij er een wilde nemen die aangenaam was voor zijn ogen en geen ander. De vader stemde hiermee in, maar er kon niemand worden gevonden die de zoon accepteerde. Dit was buitengewoon pijnlijk voor de vader, en omdat hij niet wist waar hij zich voor advies kon wenden, werd zijn leven ellendig en neerslachtig.