Zelfs zonder de aanmoediging van zijn vrouw deed de tweede goudsmid dat. De volgende ochtend rende hij vroeg naar het paleis van de Heer en liet een van zijn kamerheren weten dat hij iets belangrijks te bespreken had. En tijdens een audiëntie met hem openbaarde hij de diefstal van de andere goudsmid. En nadat hij hem had laten zien hoe hij dit kon vaststellen, vroeg hij toestemming om naar huis terug te keren.
Daarna riep de Heer de goudsmid voor hem die de Leeuw had gemaakt. Hij wilde hem naar een gebied buiten de stad sturen, zodat hij niet zou weten hoe de beschuldiging tegen hem zou worden vastgesteld. Dus werd hij naar een dorp op een dag afstand gestuurd, vanwege een paleis affaire. En dezelfde nacht dat de goudsmid de stad had verlaten, werd de Leeuw naar de kust gebracht, volgens de ontvangen instructies. En bij het wegen bleek dat de goudsmid hem van meer dan tweehonderd goudstukken had beroofd. De Heer was daar buitengewoon boos en woedend over.
Zodra de goudsmid uit het dorp was teruggekeerd, werd hij in hechtenis genomen en in zijn aanwezigheid gebracht. Hij werd herinnerd aan de gunsten en eer die hem waren geschonken en aan de goddeloosheid en diefstal die hij had gepleegd. Hij gaf bevel dat hij naar de top van een toren moest worden gebracht, niet ver van de stad. De deur werd met bakstenen dichtgemetseld, zodat hij er niet vandoor kon gaan en uiteindelijk zou hij daar sterven van de honger, of zelfmoord plegen door zichzelf van de hoge toren te werpen.