Pagina:Phänomenologie des Geistes (IA phanomenologiede00hege).pdf/179

Deze pagina is proefgelezen

dat gewoonweg aan het onderzoeken gaat nog is vervuld en behept. Daardoor is het echter inderdaad niet in staat tot wat het wil ondernemen.

De volledigheid van de vormen van het niet reële bewustzijn zal blijken door de noodzakelijkheid van de voortgang en samenhang zelf. Om dit begrijpelijk te maken, kan in het algemeen vooraf worden opgemerkt dat de weergave van het niet waarachtige bewustzijn in zijn onwaarheid niet een louter negatieve beweging is. Zo’n eenzijdige visie heeft het natuurlijke bewustzijn in het algemeen van die beweging. Een weten dat deze eenzijdigheid tot zijn wezen maakt, is één van de gestalten van het onvoltooide bewustzijn, die in het verloop van de weg zelf valt en zich daarin zal voordoen. Deze gestalte is namelijk het scepticisme, dat in het resultaat altijd slechts het zuivere niets ziet en daarvan abstraheert dat het niets precies het niets is van waaruit het resulteert. Het niets is echter, genomen als het niets van waaruit het vandaan komt, inderdaad slechts het waarachtige resultaat. Het is hiermee zelf een bepaald iets en heeft een inhoud. Het scepticisme, dat met de abstractie van het niets of met de leegheid eindigt, kan vanaf deze abstractie niet verder doorgaan, maar moet erop wachten of en wat zich voor nieuws eraan voordoet, om het te werpen in dezelfde lege afgrond. Doordat daarentegen het resultaat, zoals het in waarheid is, wordt opgevat als bepaalde negatie, is daarmee onmiddellijk een nieuwe vorm ontsprongen en in de negatie de overgang gemaakt, waardoor de voortgang door de volledige reeks van de gestalten vanzelf volgt.

Het doel echter is voor het weten evenzo noodzakelijk uitgezet als de reeks van de voortgang. Het is daar waar het weten het niet meer nodig heeft om boven zichzelf uit te gaan, waar het zichzelf vindt en het begrip overeenstemt met het voorwerp; het voorwerp met het begrip. De voortgang tot dit doel is daarom ook onstuitbaar, en op geen vroeger station is bevrediging te vinden. Wat tot een natuurlijk leven is begrensd, vermag door zichzelf niet boven zijn onmiddellijke bestaan uit te gaan. Maar het wordt door een ander iets daar bovenuit gedreven, en dit eruit worden gerukt is zijn dood. Het bewustzijn echter is voor zichzelf zijn begrip, daardoor onmiddellijk het uitgaan boven het begrensde en, omdat dit begrensde toebehoort aan het bewustzijn, boven zichzelf. Met het enkele