Pagina:Plantenschat - inleiding tot de kennis der flora van Nederland (1898).djvu/271

Deze pagina is gevalideerd

— 180 —

Oogetroost. — Euphrasia officinalis.

Oogetroost, wat is dat een welgekozen naam! Niet in den oorspronkelijken zin van geneesmiddel bij oogziekten, maar in den zin, waarin wij spreken van iets, dat een Augenweide voor ons is, een weldaad, een troost en een verkwikking.

In grootte en kleur lijkt het bloempje een beetje op de Hondsdraf, maar het is veel fijner, zoo'n freuletje onder de bloemen, waar Glechoma een boerenjuffertje zou kunnen zijn. Elk bloempje zit afzonderlijk in den oksel van een der mooi donkergetinte, bijna driehoekige scherpgezaagde en zittende bladeren, die beneden aan den stengel tegenoverstaand, hoogerop verspreid zijn. Verspreid ja in officiëelen zin, het zijn folia sparsa, maar feitelijk zitten ze vrij dicht bijeen, waardoor zoo aardig elk groepje bloemen op een bouquet gelijkt.

Witachtig paars is de kleur van het tweelippige bloempje; aan 't zelfde stengeltje ziet ge er met witten en andere met paarsen hoofdtint, maar altijd vindt ge beide lipjes aardig donker belijnd, bovendien met een gele vlek op de onderlip en een teruggeslagen randje aan de fijn gekartelde bovenlip. De onderlip is in drieën verdeeld, elk deeltje weer diep tweelobbig. Dit alles laat zich zeer duidelijk waarnemen, maar misschien moet ge de loupe bij de hand hebben, om, wat toch erg de moeite waard is, de helmknopjes, met hun niet even lange stekeltjes onderaan, goed te onderscheiden.

Het vrij lange buisvormige kelkje loopt in vier tandjes uit en het enkelvoudige vruchtbeginseltje in de diepte zal uitgroeien tot een plat tweekleppig vruchtje met vele zaden, ongevleugeld in tegenstelling met die der verwante Rhinanthus.

De naam Euphrasia beteekent blijmoedigheid, vroolijkheid en onze Constantijn Huygens noemde het gedicht, waarmee hij Lucretia van Trello over het verlies van een harer oogen wilde troosten naar deze Euphrasia. Wij moeten goeden moed houden, heet het daar, ook als wij ,,niet en sien al wat wij geerne zagen". Nu, tot de dingen, die ieder ,,geerne siet" behoort zeker wel onze op hei- en duingrond en langs wegen en dijken bloeiende Oogetroost, die dikwijls vooral het grazig karrespoor van zandwegen schijnt te zoeken.