Pagina:Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant vol 159 no 139 artikelen bij de onthulling van het standbeeld van Jheronimus Bosch.pdf/3

Deze pagina is proefgelezen

kwaliteiten van ieder der aanwezige werken hier afzonderlijk uitvoerig te bespreken. Ik zal mij bepalen tot enkele aanduidingen.

Een schilderij van bescheiden afmeting maar van zeer voortreffelijke kwaliteit en onaantastbaar van eigen hand van Bosch is „de temptatie van den H. Antonius” (inzending van den heer Gutmann). Een geliefd en herhaaldelijk door Bosch op zeer uiteenloopende wijze in beeld gebracht onderwerp. Dit schilderij is een der schoonste, zoo niet het schoonste, dezer expositie.

Een tweede schilderij van hetzelfde onderwerp (inzending van den heer Schmidt—Degener) is eveneens fraai. Hiervan komen een tweetal herhalingen voor in Madrid, een zwakke in het Escorial, een andere, echter van iets later tijd dateerend, in San Francesco il Grande.

„De temptatie van den H. Antonius” (eigenaar de heer ten Cate) „ist der Dritte im Bunde”. Een coïncidentie die zich wel zeldzaam zal voordoen en die voor de bestudeering dezer weergave van hetzelfde onderwerp een bizondere gelegenheid biedt.
Dit mooie schilderij zullen sommigen zich nog herinneren van de Bossche Kerkelijke Kunsttentoonstelling in 1913. Het maakte toen nog deel uit van de verzameling Ch. Léon Cardon te Brussel. De voorstelling is dezelfde als die van het middenstuk van het fameuse vleugelaltaar in het Museum te Lissabon.

De twee vleugels „en grisaille” geschilderd met voorstellingen van de Hel en de Zondvloed en vier medaljons met allegorische religieuse tafereelen (verzameling Franz Koenigs, vroeger in de verzameling Marquis de Chiloedes te Madrid), zijn zeer aparte, ongemeen schoone stalen van zijn hand. De heer Koenigs besloot op het laatste oogenblik om ons ook zijn zeer bekend schilderij „de bruiloft van Kana” te zenden. Hiervoor een woord van bijzonderen dank, want naast het feit dat Bosch hiervan de maker is, doet mij iets in de voorstelling denken aan de maaltijden der leden der IIlustre Lieve Vrouwe Broederschap, zooals Bosch die als lid heeft medegemaakt en waarop „de zwaan” — een geschenk der vorstelijke leden, de z.g. Zwanebroeders — als hoofdschotel rondging.

Een tweede hier aanwezige „Bruiloft van Kana” n.l. die uit de verzameling van Heek heeft wat de compositie betreft buitengewoon veel overeenkomst met het hier vooraf besprokene schilderij en heeft eveneens fraaie kwaliteiten.

Van den heer E. van Lanschot een voorstelling „Christus bevrijdt de Patriarchen uit het Voorgeborgte”. Misschien een reminiscence aan het door van Mander vermelde schilderij van dit onderwerp.

Kopergravure „DI BLAU SCHUIJTE”, Hieronymus Bos inventor.
(Collectie Dr. J. C. J. Bierens de Haan, Amsterdam).
Deze gravure is op de tentoonstelling aanwezig.

Het lijkt mij overbodig bij bekende onderwerpen, als „de bruiloft van Kana” „de temptatie van den H. Antonius” enz. een toelichting te geven. Een ander geval is het met het „Tondalus Visioen”, het hier aanwezige buitengewoon typische staal van de z.g. „diableries” (inzending Beets). Hier heeft de maker evenals Albrecht Dürer, die de Apocalypsus tot onderwerp nam, uit het „Tondalus Visioen” geput. Maar waar de „Openbaring van den H. Johannes” van vrij algemeene bekendheid geacht kan worden, lijkt mij dit allesbehalve het geval met het Visioen van Tondalus. Ik citeer daarom uit het omvangrijke werk „Tondalus Visioen” en „St. Patricius Vagevuur” door Dr. R. Verdeyen en Dr. Endepols. Uitgave der Koninklijke Vlaamsche academie (1914).
Het visioen van Tondalus (omstreeks 1149).
1. Tondalus, een rijk ridder uit Ierland valt op zekeren dag bij eenen zijner schuldeischers (?), van wien hij geld moest ontvangen, dood en blijft er drie dagen liggen, van ’s Woensdags tot ’s Zaterdags. Op het oogenblik dat men hem wil begraven, ontwaakt hij, ontvangt de laatste sacramenten, geeft zijn goed aan de armen en wijdt zich voortaan aan den dienst van God.
2. Zijn ziel had gedurende den tijd dat hij schijndood gelegen had, zoo verhaalt hij zelf, haar lichaam verlaten en had de straffen der verdoemden en de belooning der gelukzaligen gezien.
Eerst komt zij in een donker huis, met duivels gevuld, die haar al hare vroegere zonden verwijten en een lied des doods zingen; zij zijn zwart, dragen groote horens en hebhen klauwen. Zij bedreigen de ziel met den eeuwigen dood en van verwoedheid rijten zij hunne eigene wangen open.
3. God zendt haar in barmhartigheid haar engel-bewaarder om ze uit de klauwen der duivelen te redden, die uit boosheid hierom op elkaar beginnen te slaan. Die engel is een schoone jongeling en van hem gaat een licht uit, klaar als een star. Hij dient tot gids en laat Tondalus de pijnen zien.
In nog 16 afzonderlijke beschrijvingen gaat het verhaal dan verder en eindigt met den terugkeer van Tondalus’ ziel tot haar lichaam en hij die het woord Gods vroeger niet kende, predikt het voortaan met groote ootmoedigheid en innige overtuiging.
Nu rijst — dunkt mij — de vraag waarom Bosch juist deze Iersche legende tot onderwerp koos. Hiervoor is de verklaring niet moeilijk te vinden. Het oudst bekende boek dat in den Bosch gedrukt werd, is een incunabel van 1484 en heeft als titel „Dat boeck van Tondalus vysioen, en hoe dat sijn ziele uut syn lichaem ghenomen was”.
„Gheprent tot hartogenbosch 1484”.
Het eenige hiervan nog bekende exemplaar bezat de Universiteitsbibliotheek van Leuven, maar het is helaas in 1914 in den oorlogsbrand mede ten onder gegaan.
Dit boek hebben Bosch en zijn tijdgenooten natuurlijk gekend en hoewel men zich hieraan niet naar den letter gehouden heeft, was het — dunkt mij — de aanleiding voor de hier aanwezige fantastische hellescène, waarop trouwens in den linker benedenhoek Tondalus met den engelbewaarder voorkomt. Dit schilderij — uit zijn school — is een variante van de z.g. „fantaisie morale” in de verzameling José Lazaro te Madrid.

Het hier gereproduceerde schilderij „Grotesk duel” is van Pieter Huys, een kunstenaar die omstreeks het midden der 16e eeuw te Antwerpen leefde en waarvan zich ook werken in het Museum van het Prado te Madrid bevinden. Het schilderij is zeer interessant, zoowel om het onderwerp als om de schilderkundige kwaliteiten. Op het eerste gezicht lijkt het — naar den geest — een Bosch te zijn, hoewel de voorstelling — een geheel aparte — slechts een zeer „bizarre” fantasie is, waaraan geen moraliseerende bedoeling ten grondslag ligt, terwijl die steeds in het werk van Bosch aanwezig is. Bij nadere beschouwing is in dit schilderij — en vooral in het landschap — de invloed van Pieter Breugel den Oude onmiskenbaar.

16e eeuwsche kopergravure „ST. MAARTEN IN DE HAVEN”.
Hieronymus Bos inventor.
(Eigendom van het Provinciaal Genootschap).
Deze gravure is op de tentoonstelling aanwezig.

Een bizonderheid is de hier aanwezige penteekening van Lambert Lombard (inzending van den heer Lugt), naar een niet meer bestaand schilderij „de Kruisdraging” van Bosch. Zij werd door Lombard in 1556 gemaakt en diende voor de zeer zeldzaam geworden kopergravure, waarvan Gossart in 1907 schrijft: „célèbre estampe dite le Portement de croix”, een compositie van ongeveer veertig figuren. Een exemplaar hiervan bezit het Genootschap. (Zie Noorderzaal.)

Ten zeerste betreurend dat onze stad niet meer kan bogen op het bezit van een eigen werk van Bosch, wil ik toch even de aandacht vestigen op de hier aanwezige goede copie van „de Kruisdraging” naar het origineel, dat zich in ’t Museum te Gent bevindt. Deze copie is eenige jaren geleden door den Bosschen schilder A. van de Laar gemaakt, in opdracht der Vrienden van het Genootschap, die ze aan het Genootschap hebben geschonken, ter plaatsing in het Museum.

Last not least de rekeningen van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap.
Voor zoover mij bekend, zijn dit de eenige bestaande authentieke bewijzen over het leven van Hieronymus Bosch, waarop zich alle schrijvers over hem beroepen, maar die slechts weinige uit eigen aanschouwing kennen. De gemeente-archivaris, de heer H. Ebeling, is zoo vriendelijk geweest de passages die op Bosch betrekking hebben aan een minutieus onderzoek te onderwerpen en deze dikwijls gebrekkig geciteerde notities waarheid getrouw onder aller oogen te brengen.

Helaas het moet hier gezegd worden, vele Bosschenaren hebben nog niet het juiste begrip van de groote beteekenis van Bosch. Moge daarom 17 Juni 1930, de dag waarop meer dan 400 jaar na zijn dood in zijn geboortestad voor hem een standbeeld zal worden onthuld, hierin een ommekeer brengen. Men bedenke dat men in den vreemde ’s-Hertogenbosch meestal slechts kent door hare St Jan en door twee feiten.
Het eerste feit is de verovering van deze sterke veste door Frederik Hendrik in 1629 en het tweede is de wetenschap dat Hieronymus van Aken „zich noemende Bosch” hier zijne meesterwerken gemaakt heeft.
Het eerste feit betreft — hoe men er overigens ook over denken moge — een nederlaag, het tweede is en blijft een glorie,' onafscheidelijk aan Den Bosch verbonden.

KAREL AZIJNMAN.

Afschriften uit de Rekeningen van de Lieve Vrouwe Broederschap.

(bijeengebracht door H. J. M. EBELING, Stadsarchivaris.

Waarover gesproken wordt in de artikelen der heeren Azijnman en Ebeling).

REKENING 1480—1481. Ontvangsten.
Item van Jeroen die maelre, voer die doeren van onser liever vrouwen alde taeffel, die de voirscreven proesten den selven vercoft hebben voor V. Rijnsgul. VIII st.

REKENING 1488—1489. Uitgaven.
Item ter ierster vergaderingen tot Jeronimus die scilder voer XXIIII pont runtvlees tpont enen phs. penn.
Item voer IIII loet gengbers, II loet pepers, ½ loet soffraens V st.
Item voer wortelen II st.
Item den weert een mengelen wyns 1½ st.
Item des weerts gesynne in de koecken III st.
Item onser basternieren, coster ende dieners III quarten wyns IX st., en de heren Ghysbrecht van Rode onsen provisoir tot Colen ende Lucas secretaris ons genedigen heren Roemsconincs voer elcken een mengelen wyns III st. maken tsamen XLIII½ st.

REKENING 1493—1494. Uitgaven.
Willemen Lombart gelaesmeker III ort stuvers voer een gotspenninck hem gegeven by den proesten doe zy met hem oeverquamen van eenen nyewen ghelaesse dat hy maken sal nae den patroen dat Joen die maelder hem soude maken dewelck staen soude in onse nyewe capelle daer om hier III ort st.

Joenen den maelder gescenckt II½ st. tot dyen eynde dat hy den selven Willemen Lombart soude willen te wege helpen, dat tvoirscreven gelaes mucht wael wesen gemaeckt, daeromhier II½ st.

Voer een paer aulder slaeplakens, daer Joen die maelder op soude maken een patroen van eenen gelaes, dwelck Willem Lombart soude maken in die thoeren straet XX stuvers.

REKENING 1498—1499. Uitgaven.
Item ter Vter vergaderinge doemen den swaen att tot Wouters van der Rullen, daer Jheronimus van Aken scilder dat laken lede, behalve den swaen gecomen ende gescenct van den Rentmeester van wegen ons genedigen Heren daer toe gecocht tegen Rutger van Erpe enen anderen swaen van acht stuvers, ende den knecht die den swaen bracht vuer zyn drinckgelt II½ st. tsamen X½ st.

REKENING 1503—1504. Uitgaven.
Item gegeven Jheronimus knechten schilder van den drie schilden te makenen te wetenen Heren Jannen van Baex, ridder, Henrick Masscherals ende Lucas van Erpe, hangende aan die metalen pylernen tsamen VI st.

REKENING 1508—1509. Uitgaven.
In den yersten tot Wouters van der Rullen by een deel gezworen bruders omme Jheronimus ende meester Jan Heyns te willigen ende raet te nemen omme onser liever Vrouwen tafel te stofferen ende aff te nemen ende waermen die best stofferen soude in wyn vertert XIIII st.

REKENING 1509—1510. Uitgaven.
Ter sevender vergaderingen ende maeltyde die gehouden is geweest op den voirscreven Sondach Letare Jherusalem nu lest leden in den huise Jheronimi van Aken, scilder, die hem scrift Bosch. Welcke Sondach quam op den Xden dach van Mert nu lest leden, die deze yerste maeltijt heeft gehadt. Ende is geweest die yerste maeltyt die in die vasten op den Sondach Letare Jherusalem die gezwoeren bruderen gehouden endc gefestineert hebben. Om welcke maeltyt ten ewigen dagen onderhouden te worden, is by den proesten ende gezwoeren bruderen nu wesende geraempt, geordinert ende gesloeten, dat die geen die nu dese maeltyt heeft ende in toecomende tyden op den Sondach Letare Jherusalem hebben sal, die sal besorgen goet broet, bier, pottage, harenck, buckinck, olye, kabbeljou in die plaetse van runtvleesch ende verckensschouderen, alzoe vele scottelen als men behoeven