Pagina:Radio-reglement 1930.djvu/18

Deze pagina is proefgelezen

van den Nederlandschen omroep en voor de vervulling van andere taken van dat orgaan, welke gerekend kunnen

worden tot zijn verzorging van het algemeen omroepbelang te behooren, 50 % van deze onkosten;
3. ten behoeve van de algemeene onkosten van bedoeld orgaan, 50 % dezer onkosten;
c. indien het in het eerste lid bedoeld bedrag over eenig boekjaar grooter mocht zijn dan voor dekking van de onder a en b genoemde reserveering en uitgaven noodig is, ter uitkeering door het daarmede belast orgaan aan de omroeporganisaties, als bedoeld in het eerste lid van artikel 4 der Radio Omroep-Zender-Wet 1935 en zulks in verhouding tot het werkelijk aantal uren zendtijd waarover gedurende het laatste boekjaar werd beschikt, tenzij elk dezer omroeporganisaties er in toe­ stemt, dat deze gelden door het onder b, sub 20, bedoeld orgaan worden aangewend ter verzorging of verbetering van de technische apparatuur van den omroep in den ruimsten zin.

3. Als orgaan belast met het aanwenden van de in het tweede lid, eerste zinsnede, bedoelde gelden, en aan hetwelk deze gelden ter beschikking worden gesteld, wordt aangewezen de Naamlooze Vennootschap „Nederlandsche Omroep-Zender-Maatschappij (NOZEMA)”.

4. De Minister is bevoegd tot het treffen van alle regelingen en het nemen van alle maatregelen welke ter nadere uitvoering van het in dit artikel bepaalde noodzakelijk zijn.

5. In de machtiging kan de verplichting worden opgenomen tot betaling van een door den Minister te bepalen vergoeding, welke dient ter bestrijding van de kosten voor de bemoeiingen, die voor het Rijk uit de controle op de juiste naleving van de in de machtiging gestelde voorwaarden voortvloeien, en welke een bedrag van f 0,50 per jaar en per op de inrichting aangebrachte aansluiting, waarover het door de inrichting gebodene, naar keuze van den aangeslotene, volledig kan worden ontvangen, niet te boven gaat, behoudens Onze machtiging aan den Minister tot overschrijding van dit bedrag.


Artikel 37bis.

Met afwijking van het bepaalde in artikel 37 van dit reglement wordt het volgens het eerste lid van dat artikel genoemde bedrag van f 2,— voor het jaar 1936 bepaald op f 0,25, voor het jaar 1937 op f 1,25, voor het jaar 1938 op f 1,50 en voor het jaar 1939 op f 1,75.