Pagina:Radio-reglement 1930.djvu/19

Deze pagina is proefgelezen


HOOFDSTUK V.
Van den Draad-Omroep.


Artikel 38.

1. Zonder een machtiging van den Minister is het verboden aan te leggen of te gebruiken inrichtingen, bestemd tot het langs geleidingen en lijnen electrisch overbrengen van mededeelingen van woord-, toon- of beeldinhoud, niet ontvangen op de wijze als in art. 25 omschreven, naar andere perceelen of woningen dan die, waarin de inrichting is geplaatst.

2. Het in het vorige lid omschreven overbrengen van mede­deelingen, ontvangen door middel van inrichtingen, bedoeld in artikel 62, is verboden, indien dit geschiedt door het voortplanten van het geluid, dat door deze inrichtingen wordt voortgebracht.


Artikel 39.

De machtiging kan, behoudens uit hoofde van bezwaren van techniek en uitvoering, slechts wegens gevaar voor de veilig­heid van den Staat, de openbare orde of de goede zeden worden geweigerd.


Artikel 40.

Behalve de voorwaarden, in elk bijzonder geval aan de machti­ging te verbinden, wordt als regel gesteld:

1°. dat het gebruik van de machtiging geschiedt ten genoegen van den Minister;
2°. dat de machtiging door den Minister kan worden ingetrokken bij niet-nakoming van de voorwaarden, waaronder zij is verleend.


Artikel 41.

Het gebruik van de inrichting wordt, zoodra dit door Ons in het algemeen belang wordt noodig geacht, geheel of ten deele gestaakt.


Artikel 42.

Tot aanleg, wijziging of uitbreiding van de inrichting mag niet worden overgegaan dan na inzending van de daarop betrekking hebbende gegevens en na ontvangst der daarop verkregen goed­ keuring van den Directeur-Generaal.