Pagina:Radio-reglement 1930.djvu/26

Deze pagina is proefgelezen


Artikel 63bis.

Het anders dan ten vervoer of in opslag aanwezig hebben, alsmede het gebruiken of doen gebruiken van inrichtingen of toestellen geschikt voor het registreeren van door middel van ontvanginrichtingen opgevangen morseseinen of seinen uitgezonden met behulp van hughes of andere typendruktoestellen dan wel met behulp van inrichtingen voor het uitseinen van beeldtelegrammen is verboden.


Artikel 64.

1. Het is verboden te hebben of te gebruiken een ontvanginrichting, die voorzien is van een of meer geleidingen, dienende als antenne, welke inrichting of geleidingen belemmeren den aanleg, de instandhouding of de exploitatie onderscheidenlijk het gebruik van voor het openbaar verkeer bestemde telegrafen en telefonen en daarmede door den Minister gelijk te stellen radio-electrische inrichtingen, van telegrafen en telefonen, bedoeld in artikel 13 der Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Stbl nr 7) of van inrichtingen, bedoeld in artikel 3 ter dier wet, indien de aanleg en het gebruik daarvan van Rijkswege geschiedt.

2. Voorzieningen ter opheffing of ter voorkoming van belemmeringen, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, geschieden op kosten van dengene, te wiens name de ontvanginrichting te boek staat.

3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is het verboden te hebben of te gebruiken een ontvanginrichting, die in het frequentie (golflengte) gebied gelegen tusschen 150 kp/s (2000 m) en 1500 kp/s (200 m), hinderlijke straling door de antenne kan veroorzaken. Als ontvanginrichtingen, die hinderlijke straling kunnen veroorzaken, worden aangemerkt die, waarmede kan wor­ den opgewekt een hoogfrequente spanning van 50 millivolt of meer aan een serieschakeling van een capaciteit van 200 micromicrofarad, een weerstand van 25 ohm en een zelfinductie van 20 microhenry geschakeld tusschen de antenne-contacten onderling of tusschen eenig antennecontact en het aardcontact van de ontvanginrichting. Het in dit lid gestelde verbod geldt niet voor houders van ontvanginrichtingen met betrekking tot inrichtingen, welke zij vóór of op 28 Februari 1934 in gebruik of ten gebruike gereed aanwezig hebben. Wij behouden Ons voor ten aanzien van ontvanginrichtingen, welke in andere frequentie (golflengte) gebieden dan die gelegen tusschen 150 kp/s (2000 m) en 1500 kp/s (200 m) hinderlijke straling door de antenne kunnen veroorzaken, een overeenkomstig verbod uit te vaardigen als in den eersten zin van het derde lid van dit artikel ten aanzien van de daarbedoelde ontvanginrichtingen is gegeven.