Pagina:Radio-reglement 1930.djvu/8

Deze pagina is gevalideerd

2. Deze mededeelingen mogen, behoudens het bepaalde in het achtste en negende lid van dit artikel, slechts afkomstig zijn van rechtspersoonlijkheid bezittende omroeporganisaties, die tot het voor het uitzenden van deze mededeelingen vereischte gebruik van de in het eerste lid bedoelde inrichting door den Minister zijn gemachtigd.

Zij mogen niet inhouden een rechtstreeksche dan wel zijdelingsche of bedekte ondermijning van godsdienst, zedelijkheid, gezag en volkskracht, noch kennelijk bestemd zijn voor het buitenland, indien bekend is, dat zij in een bevrienden Staat niet zijn toegelaten.

Mededeelingen van politieken aard mogen bovendien niet anders inhouden dan een stellige uiteenzetting of toelichting van politieke beginselen.

3. Om voor een machtiging in aanmerking te kunnen komen moeten de omroeporganisaties aantoonen, dat zij in zoodanige mate gericht zijn op bevrediging van in het volk levende cultureele of godsdienstige behoeften, dat hare uitzendingen uit dien hoofde geacht kunnen worden van algemeen nut te zijn.

4. Onverminderd het bepaalde in het derde lid van dit artikel kan een machtiging, behoudens uit hoofde van bezwaren van techniek en uitvoering, slechts wegens gevaar voor de veiligheid van den Staat, de openbare orde of de goede zeden worden ge­ weigerd.

5. De beschikbare zendtijd wordt, den Radio-raad gehoord, door den Minister naar billijkheid verdeeld over de overeenkomstig dit artikel tot uitzending bevoegde omroeporganisaties.

6. Door den Minister kan worden bepaald, dat onder de in dit artikel bedoelde mededeelingen mede mogen worden begrepen mededeelingen van leerzamen aard, die voor bepaalde personen bestemd zijn.

7. Bovendien kan door den Minister worden toegestaan, dat in bepaalde gevallen en omstandigheden mededeelingen van zakelijken aard, bestemd voor allen, die deze wenschen te ontvangen, en mede­deelingen van politieken aard die niet voldoen aan het bepaalde in den slotzin van lid 2 van dit artikel, worden uitgezonden.

8. In de gevallen, dat Wij van den Nederlandschen omroep wenschen gebruik te maken, is de daarvoor noodige zendtijd op de bij dien omroep in gebruik zijnde zendinrichtingen te allen tijde te Onzer beschikking.

9. Zendtijd wordt eveneens te allen tijde beschikbaar gesteld, indien de Ministers, Hoofden van Ministeriëele Departementen, in hunne hoedanigheid van Regeeringspersoon, mededeelingen