Pagina:Reize door de majorij van 's Hertogenbosch.djvu/103

Deze pagina is proefgelezen
(91)

Kapel te ſtichten; de ſtorm bedaarde eindelijk, en dit was verricht door onze Lieve Vrouw te Ommelen. De Schipper hield woord – nu! dit behoorde zoo, want belofte maakt ſchuld – en ſtichte eene Kapel ter eere van dit wonder. Deeze gebeurenis wierd ook ter eeuwige gedachtenis aan de buitenzijde der Kapel afgeſchilderd (men ziet 'er thands nog eenige trekken van), op dat ieder voorbijganger dit wonder zou verëeren. Het domme Volk zit hier thands geduurig voor die Kapel te knielen en te kruipen, prevelende intusſchen eenige Pater-nosters en Ave-Maria's. Dit wonder-verrichtend beeld zou in de allervroegſte tijden gerust hebben in of onder eenen grooten Lindenboom, die nog tusſchen Asten en Ommelen langs den weg ſtaat, en hierdoor geheiligd is; men bid ook dikwijls onder deezen boom, en kruipt 'er geduurig op de knieën rond, gelijk men duidelijk zien kan; elke Roomſche, die deezen heiligen boom voorbij gaat, neemt zijnen hoed eerbiedig voor denzelven af. In Holland zijn wij zoo beleefd niet, om boomen te groeten. – Digt bij Asten in de Peel ontſpringt de rivier de Aa, die, na een groot deel der Majorij doorſtroomt te hebben, zich in 's Bosch met de Dommel veréénigt, en dan, onder den naam van de Dieze bij Crevecoeur in de Maas valt.

Van Deurne ging ik herwaards over Bakel, zijnde wel het hoogstgelegen Dorp van de geheele Majorij. Nergens vindt men dommer Inwooners dan hier, en zoo dom als zij zijn, zoo bijgeloovig en tevens ook zoo haatdraagend zijn zij

te-