Pagina:Reize door de majorij van 's Hertogenbosch.djvu/13

Deze pagina is gevalideerd
 

 

EERSTE BRIEF.

Waarde S........!

Gij weet, mijn Vriend! dat 'er altijd eene ſterke drift, om eens eene reize te onderneemen, in mijnen boezem geheerscht heeft. Reizen, dacht ik, is toch regt aangenaam; men ziet dan onbekende menſchen, vreemde landen, afgelegene oorden, met één woord – alles moet ons dan vreemd voorkomen. – Deeze begeerte tot reizen ontbrande reeds in mij in mijne vroege jeugd, en nog is dezelve niet geheel uitgebluscht. Zoodra ik eenigen ſmaak in het leezen begon te krijgen, was mijn geliefkoosd boek mijn Robinson Crusoë; deeze man had zoo veel ondervonden, en leefde, naar mijne gedachte, zoo aangenaam op zijn onbewoond eiland, dat mij niets wenſchelijkers voorkwam, dan zulk eene levenswijze, ja! – had ik mijnen zin kunnen volgen, ik was voorzeker geen kleiner zwerver geworden, dan mijn goede Crusoë – ô mijn Vriend! nog kan ik met genoegen denken aan de oogenblikken mijner jeugd, waarin

ik
A