Pagina:Reize door de majorij van 's Hertogenbosch.djvu/135

Deze pagina is proefgelezen
(123)

's avonds over een Kerkhof gaan, ten zij in de allergrootſte noodzaaklijkheid, en dan nog tekenen zij zich van te vooren met het teken des kruis; want hier is het, dat de geesten en ſpooken, vooräl 's nachts om twaalf uuren, vrij hof houden. Wat men hier tegen inbrengt, niets kan hen van deeze dwaasheid te rug brengen. –

Als men denkt, dat een zieken ſterven zal, roept men alle de nabuuren te ſamen, om eenen Roozenkrans, dat is eenige Pater-nosters en Ave-Maria's voor den zieltoogenden lijder te bidden, is dit verrigt, dan gaat ieder weêr naar huis, onder het ſterven geeft men hem eene gewijde brandende kaars in de hand, dit bevordert eenen zachten dood; zoodra hij geſtorven is, ſluit men de vengſters digt, zet eene brandende Lamp bij het Lijk, en men waakt 's nachts bij het zelve; ook bid men dan voor de rust der ziel van den Overleedenen. Men luid ook terſtond over eenen dooden, zoodra hij geſtorven is, dit verdrijft den duivel, en de geenen, die dit hooren, kunnen dan voor de ziel van den geſtorvenen bidden; bij de begraaving legt men de lijken altijd oost en west in het graf; ſtopt het graf digt; maakt drie kruisſen in het zand op het graf; en dit verricht zijnde, gaat de ganſche lijkſtaatſie eenige reizen al biddende rondöm het graf, en als men heen gaat, buigt men zich een weinig voor hetzelve. –

Wanneer 'er in de Majorij minder bijgeloof en meer verdraagzaamheid, minder dweepzucht en meer ſchranderheid, minder haat en meer liefde