brief is evenwel groot genoeg, tot eenen volgenden brief, en blijf intusſchen met een ſterk verlangen naar eenen brief van uwe hand, altijd uw
TIENDE BRIEF.
Geliefde Vriend!
Nog heb ik geenen brief van U! ik wil dus al verder aan U ſchrijven, en mijne belofte, in mijnen voorigen gedaan, om U iets over het charakter der Majorijënaars te ſchrijven, vervullen; doch deeze brief gaat niet heen, voor ik tijding van U krijg. – Ik zit deezen te ſchrijven in een afgelegen hoek van het Park onder hooge beuken boomen, en dus vrij romanesk, neen! ik vergis mij, dan moesten het cijpresſen, of honderdjaarige eiken weezen, of ruiſchende dennen, nu – deeze laatſten treft men hier ook veelen in dit Bosch aan, het is dus uitgemaakt: ik zit hier vrij romanesk! – Ik verkies deeze plaats, wijl ik hier ongeſtoord aan U kan denken en aan onze vriendſchap, en wijl ik hier bevrijd ben van het lastig gezelſchap der Helmonders. Ik hoop ſchielijk eenen brief van U te ontvangen, want ik kan hier eer niet weg. – Dan ter zaake – 's Saturdags is het hier weekmarkt, en dan hebben hier de-