Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/125

Deze pagina is niet proefgelezen

109

I. De studie van het Romeinsch Recht door aanstaande juristen, behoort ten doel te hebben, niet beoefening van dit recht om zich zelfs wil, maar aanwijzing van de beteekenis, die het bezit ter verklaring van ons hedendaagsch recht.

II. Art. 175, i, f. B. W, is ook op de legitieme portie toepasselijk.

III. Het ware wenschelijk, dat den ouder die van echt of van tafel en bed gescheiden is, en wien zijn kinderen niet zijn toegewezen, hierdoor het recht op de wettelijke voogdij ontzegd werd.

IV. De dividenden van naamlooze vennootschappen zijn niet als burgerlijke vruchten te beschouwen.

V. Art. 1475 B. W, behelst een praesumptio iuris et de iure.