Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/127

Deze pagina is niet proefgelezen

111

ΧΙ hebbend de moreele opvoeding van den schuldige, en waar deze onmogelijk blijkt, bescherming van de maatschappij tegen onrechtmatig nadeel.

XIV. Op grond hiervan ware invoering der voorwaardelijke ver- oordeeling voor kleine delicten, en met uitzondering van recidivisten, aan te bevelen.

XV. Het verdient afkeuring dat in art. 39 W. v. S. de plaatsing in een Rijksopvoedingsgesticht is afhankelijk gesteld van het ontbreken van het, oordeel des onderscheids" bij het plegen van het strafbaar feit.

XVI. De arbeid door gevangenen te verrichten behoort uitsluitend te geschieden ten nutte en voor rekening van den staat.

XVII. Afkeuring verdienen de artt. 432-434 W. v. S. Bedelarij en landlooperij behoorden bestreden te worden door preven- tieve, niet door repressieve maatregelen.

XVIII. Het dragen van de orden van de Eiken Kroon of de Leeuw

van Nassau eischt het verlof des Konings bedoeld in art. 67 al. 2 der Grondwet.