niet de ruilwaarde, is de kern van het waardever- schijnsel р. 46, 47. Marx’s arbeidstheorie beoordeeld р. 48—50. Kritiek van Prof. Dietzel, die tracht Ricardo te verdedigen tegenover de „Grenznutzentheorie ” р. 51—58. Terecht stelt Dietzel vrije en economische goederen, wat het waardeverschijnsel betreft, gelijk p. 58. Er bestaat tusschen hen geen onderscheid, omdat vrije goederen zoodra zij in eenige relatie tot onze behoeften zijn gebracht, ophouden vrij te zijn р. 59—61. Dit wat de arbeidstheorie betreft; tot Marx terugkeerende blijkt zijn Mehrwerth-theorie in strijd met zijn waardeleer p. 61—63. Een principieele kritiek van Marx’s rente- theorie hier niet bedoeld. Beknopte rentetheorie. v. Wie- ser en v. Böhm p. 64--65. Rente een gevolg van de productiviteit van het kapitaal p. 66. Dat intusschen de rente niet is begrepen in de kapitaalswaarde, is een gevolg daarvan dat zij een toekomstig goed is, dat m.а.w. productie tijd kost р. 67—69.
HOOFDSTUK III. — Het collectivisme en de nieuwere
waardetheorie. Twee punten kent deze laatste, die het
collectivisme als basis voor zijn betoog zou kunnen
nemen. Allereerst de mogelijkheid van overproductie
р. 70—72. Deze alleen gevaarlijk wanneer zij algemeen
is p. 73. Dit kan zij om meerdere redenen in afzienbare
toekomst niet worden p. 74—77. Het tweede punt is
de invloed der weeldeverteringen op de maatschappelijke
welvaart. Wat is weelde? p. 78—83. Het nadeel der
daden van weelde р. 83—37. Weelde zal ook in den
collectivistischen staat voorkomen, maar haar nadeelen
zullen er gekeerd zijn p. 86—87. Intusschen slechts ten
koste van onvrijheid van beroep, een noodwendig uit-
vloeisel van het collectivistisch program р. 87—89.
Bovendien worden de nadeelen der weeldeverteringen