Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/25

Deze pagina is niet proefgelezen

9

eigen arbeid nog slechts in een zeer klein deel zijner behoeften, en is gedwongen door ruil van hetgeen men zelf heeft voort- gebracht tegen product van anderer arbeid, indirect voor de bevreding zijner behoeften te werken. Een goed nu heeft meer waarde, naarmate het meer product van anderer arbeid inruilt. Arbeid is derhalve de werkelijke maat voor de ruil- waarde van alle goederen 1).

Doch is deze bewering wel juist, vraagt Smith. Allerlei invloeden zijn oorzaak, dat de waarde van geen enkel goed in arbeid wordt geschat, maar uitsluitend (enkele gevallen, waain nog ruil in natura voorkomt, daargelaten) in geld.

Deze strijd met de werkelijkheid bestaat echter slechts in schijn. Immers hoe nuttig ook de rol is door het geld ver- vuld jin het ruilverkeer, aan het wezen der ruilwaarde ver- andert het niets. Geld moet om tegen goederen geruild te worden immers ook zelf waarde bezitten. En deze waarde is geen constante, maar afhankelijk van de hoeveelheid goederen (d. i. product van arbeid) die men er mede koopen kan. Zoo wordt dus ten slotte arbeid toch de oorsprong en de juiste maatstaf der ruilwaarde van alle goederen. Arbeid toch heeft voor den arbeider altijd en overal dezelfde waarde ; wel wordt hij op verschillende tijden en plaatsen verschillend beloond; maar dan zijn het de goederen waarmede hij ge- kocht wordt wier waarde gewisseld is, niet de arbeid zelf. Arbeid is de reéele, geld de nominale prijs der goederen 2).

1) W. о. N. І. 54.

2) W. о. N. I. 58: «labour alone, therefore, never varying in its own value, is alone the ultimate and real standard by which the value of all commodities can at all times and places be estimated and compared. It is their real price; money is their nominal price only». Dat niet slechts de «nominal» maar ook de «real price of labour» op verschillende plaatsen en tijden zeer verschilend zijn kan heeft S. (ibid pag. 59) uitdrukkelijk erkend. Niet de ruilwaarde van den arbeid (en daarmede dus het reéele loon) blijft zich zelf gelijk, maar de arbeider moet, meent Smith «in his ordinary state of health, strength, and spirits, in the ordi-

nary degree of his skill and dexterity always lay down the same portion of his