Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/27

Deze pagina is niet proefgelezen

11

weergegeven. Uitdrukkelijk zegt hij 1): „overal lost ten slotte de prijs van alle goederen zich op in 66п of meer van deze drie deelen: loon, rente en pacht; in iedere ontwikkelde maatschappij zijn zij alle drie min of meer als deelen begrepen in den prijs van verre het grootste deel der goederen’’. Slechts in uiterst zeldzame gevallen is het thans nog alleen de arbeid die de zaken waarde geeft. 2) „Loon, rente en pacht, zijn de drie oorspronkelijke bronnen zoowel van alle inkomen als van alle ruilwaarde 3).

En men zegge niet dat rente niets is als „een andere naam voor het loon voor een bijzonder soort arbeid, de arbeid die bestaat in het uitoefenen van toezicht en leiding.” Smith wil van een dergelijke gelijkstelling niets weten „zij is, zegt hij, ten eenenmale van het loon onderscheiden, wordt door geheel andere wetten beheerscht, en staat in geen verhouding tot de hoeveelheid, bezwaarlijkheid of de ver- dienste van dezen beweerden arbeid van toezicht en leiding. Zij is geheel afhankelijk van de waarde van het gebruikte kapitaal, en grooter of kleiner in verhouding tot de grootte van dit kapitaal” 4).

De natuurlijke prijs der goederen is dus loon + pacht + rente. Hoewel de werkelijke marktprijs niet altijd met dezen natuurlijken prijs overeenstemt, heeft hij toch, tengevolge van de vrije concurrentie en de werking van vraag en aan- bod, de neiging tot den natuurlijken prijs te graviteeren. Hij kan betrekkelijk langen tijd hooger zijn; beneden den natuurlijken prijs kan de marktprijs echter om zeer begrij- pelijke redenen slechts kort wezen.

Ziedaar zoo beknopt mogelijk Smith’s begrippen omtrent waarde en prijs medegedeeld. Het meest wezenlijke daarin


1) W. о. N. I. 86.

2) W. o. N. I. 88.

3) W. о. N. І. 89.

4) W. о. N. Т. 83 у.v.