Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/32

Deze pagina is niet proefgelezen

16

productie-kosten , en bepaalde zich tot het meer of min weten- schappelijk formuleeren van deze stellingen: de waarde van het product is gelijk aan zijn productie kosten; de prijs hangt af van de invloeden van vraag en aanbod.

Hierdoor was voor een zeer groote reeks waardeverschijn- selen een verklaring gevonden; reden genoeg zeker om bij den toenmaligen stand der wetenschap den grooten opgang te verklaren dien Smith's waardetheorie maakte, Een zoo eenvoudige algemeenbevattelijke theorie over een verschijnsel dat aan ieder bekend maar nog nooit opzettelijk onderzocht was, een theorie, die bovendien in een zeer groot aantal ge- vallen door de praktijk bevestigd werd, moest wel ingang vinden. Grond, kapitaal en arbeid werken samen om verre het meerendeel der goederen die voor den mensch waarde hebben te zijner beschikking te stellen. Geen van deze drie doet dit echter uit motieven van algemeen belang ; uitsluitend het eigenbelang is hierbij aan het woord. Ieder eischt een vergoeding voor de door hem geleverde diensten, en men is gedwongen die te geven. Derhalve moeten in normale omstandigheden in de waarde van elke zaak deze drie elementen vereenigd zijn.

In de oudste tijden echter die wij ons denken kunnen stond de mensch geheel vrij tegenover de natuur. Van kapitaal nog geen sprake; vruchtbare grond in overvloed voorhanden. Niets was noodig om de weinige behoeften die de mensch zich bewust was te bevredigen, dan zich daarvoor in te spannen, arbeid te verrichten. En voor zoover wellicht reeds eenig kapitaal daarbij werd aangewend, was dit waarschijnlijk toch nog 700 primitief, dat het door ieder betrekkelijk ge- makkelijk verkregen kon worden. De productiekosten van een zaak bestonden nog uitsluitend uit arbeidsverrichtingen. Alleen deze behoefden derhalve in de waarde der zaak zich beloond te zien. Het is in dezen stand van zaken dus uit- sluitend de arbeid, die een zaak waarde verleend, omdat alleen