Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/42

Deze pagina is niet proefgelezen

26

Intusschen Ricardo’s waardeleer om haar zelfs wille te ont- leden en te beoordeelen, is thans mijn doel niet. Ik wensch hier ten slotte, nu wij Ricardo’s theorie ontvouwd hebben, te wijzen op het verband tusschen Smith en Ricardo, en de vraag te beantwoorden, in hoeverre deze Smith’s theorie juist ingezien, en eventueel ontwikkeld heeft.

En dan komt het mij voor, dat Ricardo, voor zooveel be- treft de voor willekeurige vermeerdering vatbare goederen, Smith’s waardetheorie, die hij meende te verbeteren, in ver- keerde banen geleid heeft. De vermeende tegenstrijdigheid tusschen Smith’s empirische en philosophische waardetheorie, waarbij ik hierboven uitvoerig stil stond, was Ricardo niet ontgaan. Ik hoop dat het mij gelukt is aan te toonen, op welke wijze deze schijnbare tegenstrijdigheid weg te nemen is; door namelijk Smith’s philosophische uit zijn empirische waardetheorie te verklaren.

Ricardo zocht ook naar eenheid, maar ging juist omge- keerd te werk 1). Uitgaande van het door Smith geteekend


hoofd en stichter hij is, zeide: «um sо heilsamer wird ihr (n.l. der Deutschen National-ökonomik) eine gründliche Anwendung der Ricardo’schen Methode für ihre jeweilige Vorarbeiten sein, da (Hand aufs Herz!) gerade die heutzutage bei ihr vorherrschenden Richtungen, die historisch-statistische und die praktisch-politische, nur allzusehr zu einer gewissen Verschwommenheit der theoretischen Analyse hinneigen. Eben hiergegen ist die beste Cur eine liebevolle Vertiefung in Ricardo, so dasz man wohl ein bekanntes Wort Quinctilians hierauf anwenden könnte: ille se profecisse sciat cui Ricardo valde placebit». Had de historische school dezen raad steeds voor oogen gehouden, dan zou de hevige strijd , gevoerd tusschen haar en de richting reeds door Roscher de «isoleerende » genoemd, voorkomen ziin, zeker in het belang der wetenschap. Thans moest nog onlangs von Böhm zich in geheel gelijken geest tot de historische school richten. Zie Gött. gel. Anzeigen, Juni 1889, in een bespreking van Brentano’s rede over «die klassische Nationalökonomie » en Conr. Jahrb. N. Е. ХХ р. 75 v.v.

4) Dit was zijn fout. Smith’s waardeleer was in den grond een empirische; van Ricardo kan men dit meen ik niet getuigen. In zooverre mag men, tenzij dan dat men zijn hoofdstuk «On value» beschouwt als een palimpsest van Smith’s

waardeleer, op Ricardo niet toepassen, deze treffende uitspraak van von Böhm