Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/55

Deze pagina is niet proefgelezen

39

hare „Verwerthung” in het arbeidsproces zijn alzoo twee verschillende grootheden ” 1).

Hier is, gelijk Marx zegt, "der Casus der den Kapitalisten lachen macht”. In dit waardeverschil schuilt de mogelijkheid van ruilen, van kapitaalvorming; het is de oorzaak van een „plus" in de waarde der voortgebrachte goederen boven de uitgeschoten productiekosten, een „Mehrwerth”. Het wezen der productiekosten van alle goederen blijkt dus te zijn arbeid in liquiden en versteenden vorm, en daar kapitaal dus slechts den arbeider ontstolen arbeid is, verklaart zich de leus: geen kapitalistische productiewijze langer.

Ziedaar Marx’s waardetheorie. Is deze leer nu wezenlijk identisch met de Ricardiaansche? Ik kan het niet inzien. In de eerste plaats treft ons, wanneer wij de beide stelsels naast elkander leggen, dit belangrijk verschil, dat de arbeid, die bij Marx de zaken waarde verleent, een abstractum is, dat zich min of meer volkomen manifesteert in ieder uur werkelijk gepresteerden en betaalden arbeid, maar daarmede volstrekt niet samenvalt. Bij Ricardo echter is de arbeid, dien hij op de boven uitvoeriger aangeduide wijze waardebron noemt, niets als de zeer concrete arbeid ter productie van een be- paald goed noodig geweest, en nog wel alleen in zooverre als hij den kapitalist, die hem doet aanwenden, geld gekost heeft. Dit bliikt reeds uit het feit, dat Ricardo naast de productiekosten als waardebron de mogelijkheid erkent van een waarde, uitsluitend aan „schaarschte” ontleend, waaruit volgt, dat arbeid bij Ricardo nooit gelijk bij Marx, و‎ Waarde- substantie” kon zijn 2).

Smith had in zijn „Inquiry 3) geschreven: „er is geen kapitaal aan te wijzen, dat een grooter hoeveelheid produc-


1) Kapital p. 173.

2) Cf. ook Knies Credit II 61.

3) II. 148.