Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/56

Deze pagina is niet proefgelezen

40

tieven arbeid in beweging brengt dan dat van den landbouwer. Niet alleen zijn arbeidende knechts, maar ook zijn arbeidend vee zijn productieve arbeiders. En ook de natuur werkt in de landbouw met den mensch samen; en ofschoon haar arbeid geen kosten veroorzaakt, heeft haar product waarde zoo goed als dat van den duursten werkman".

Dat hier de arbeid, die waarde verleent aan het product, in geheel anderen, veel ruimeren zin staat, dan bij Marx, behoeft wel geen betoog 1). En wat doet nu Ricardo, die gezegd wordt met Marx identisch te zijn? Tikt hij Smith op de vingers, hem verwijtend, naast de eenige waardebron, men- schelijke arbeid, ook aan de natuur als waarde scheppend een plaats ingeruimd te hebben? In geenen deele. Hij breidt Smith's uitspraak nog uit. Waar Smith iets verder 2) schrijft: Een gelijke hoeveelheid productieve arbeid in de nijverheid aangewend, kan nooit zich zoo rijkelijk reproduceeren. Hier doet de natuur niets; de mensch alles", protesteert hij hier- tegen en schrijft: 3) ,, men zou geen tak van nijverheid kunnen noemen, waarin de natuur den mensch niet bijstaat, en haar hulp bovendien niet rijkelijk en om niet schenkt". Daarmee vindiceert Ricardo derhalve in ieder productieproces voor de natuur en hare krachten een plaats onder de factoren, die het product ruilwaarde verleenen zullen.

Doch er is meer. Marx gaat bij zijn geheele betoog uit van een gelijkstelling, wat het wezen betreft, van arbeid en kapitaal


1) Prof. Quack (Socialisten I 547) schrijft: «vergeten wij eindelijk niet, dat Adam Smith in zeer krasse bewoordingen den arbeid alleen als de éénige en ware standaard aanneemt, waardoor de waarde der goederen ten allen tijde en op alle plaatsen kan en moet worden bepaald en gemeten: een stelling waardoor hij bijna de hand reikt aan bekende betoogen van Socialisten». Mij dunkt, dat wanneer men niet aan de woorden van een bepaalde plaats bij Smith hangen blijft, dit «bijna » zeer principiëele verschillen niet buitensluit.

2) W. o. N. II. 149.

3) Principles noot bij pag. 39.