Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/60

Deze pagina is niet proefgelezen

44

noodig zou zijn om de hem door den kapitalist verstrekte onderhoudsmiddelen te reproduceeren, geen vergelijking moge- ljk is. De verhouding, waarin goederen onderling geruild zullen worden, hangt bij Marx af van de verhouding, waarin bij hun productie betaalde tot onbetaalden arbeid stond; bij Ricardo van de verhouding tusschen arbeid en kapitaal in beider productiekosten. Het verschil tusschen deze beide formulen is juist daarin gelegen, dat Marx den kapitalist het recht op een belooning voor zijn dienst ontzegt, welk recht voor Ricardo geen oogenblik twijfelachtig is.

Ik hoop dat het mij gelukt moge zijn, met het bovenstaande aan te toonen, hoe men in de bewering, dat Ricardo en Marx, wat hun waardetheoriön betreft, in het wezen éen zijn, inderdaad niets heeft te zien als, gelijk Mr. N.G. Pierson haar noemt 1), "een allerzonderlingste vergissing” 2).


1) In zijn keurig "Economisch overzicht" in de Economist 1890 p. 618.

2) Men vergete voorts niet dat Marx’s Mehrwerththeorie staat en valt met de ijzeren loonwet; wanneer niet in het noodzakelijk levensonderhoud een fixum gegeven is voor hetgeen de kapitalist den arbeider als loon betalen moet, dan komt de geheele « Merhwerth » in de lucht te zweven. En dat Ricardo’s leer van het loon met zooveel restricties werd voorgedragen, dat men volstrekt niet het recht heeft te spreken van een wet, en nog wel van eene die het loon zou drukken tot op het niveau van het door de natuur, niet door den arbeider zelf noodzakelijk „geoordeeld onderhoud, is nog onlangs zeer juist aangetoond in het proefschrift van Mr. Falkenburg: «Bijdrage tot de leer van het arbeidsloon pag. 214 v.v. Vgl. ook d’Aulnis Ll. р. 140 en het zeer belangrijk vijfde hoofdstuk van het tweede gedeelte (р. 214 v.v), ten betooge dat het loon niet een voor alle landen en tijden geldende maatstaf heeft in het ter instandhouding der vereischte arbeids- kracht noodzakelijk levensonderhoud; dat het niet slechts absoluut, maar zeer zeker ook relatief stijgen kan. Wanneer er hier van een tengevolge van de kapitalistische productiewijze heerschende wet sprake was, hoe zou dan ooit een werkstaking, begonnen rnet het doel loonsverhooging te verkrijgen, slagen kunnen? Zulk een maatregel moest in de oogen van de collectivisten een daad van waanzin zijn, althans bij de tegenwoordige productiewijze. En toch, van 1881—86 werden in de Vereenigde Staten in 9449 werkplaatsen werkstakingen aangevangen om loons- verhooging te verkrijgen, waarvan ruim 74 pCt. geheel of gedeeltelijk slaagde.

Hierbij komt nog een belangrijk aantal geslaagde werkstakingen, wier doel was