Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/83

Deze pagina is niet proefgelezen

67

toekomt. In de rente zit echter naast dit materiéele plus, nog een "Mehrwerth” verscholen, d.w.z. het kapitaal is eerst dan productief te noemen, wanneer niet alleen de grootte van het verkregen product grooter is dan van het daarvoor verbruikte kapitaal, maar ook de waarde van het eerste die van het tweede overtreft. Deze waardeproductiviteit is intus- schen slechts te begrijpen, wanneer de stoffelijke productiviteit verklaard is, omdat deze het kapitaal zijn waarde geeft en daarmede de basis legt, waarmee de geproduceerde waarde vergeleken moet worden.

Hoe is het dan nu te verklaren, dat wanneer gelijk Wieser zegt, een hoeveelheid kapitaal in een jaar tijds, volgens het _ hierboven gezegde, een voorraad product met een waarde groot 105 levert, de waarde van dit kapitaal niet gelijk 105 is, maar minder b.v. = 100. М.а.w. dat het voor rekening van het kapitaal komend zuiver saldo aan producten een "Mehrwerth ” aan het kapitaal blijkt toe te voegen? Want dat de kapitaal- goederen niet slechts zichzelf indirect reproduceeren, maar een saldo aan product overlaten, is bekend, en dat van dit saldo een deel aan het kapitaal wordt goedgeschreven (Reinertrag), volgt uite hetgeen boven is gezegd aangaande de verdeeling van het totaalproduct over de verschillende kapitaalgoederen.

Nu is het dunkt mij niet voldoende, het bestaan van dit zuiver saldo te constateeren en daarmede de rente voor ver- klaard te houden. Immers, dat zulk een saldo (bij practische aanwending van het kapitaal) verkregen kan worden, weet ieder, en op de waardeschatting van het kapitaal zelf moet het dus reeds invloed oefenen. Waarom wordt een kapitaal groot ƒ 100, waarvan men zeker weet, dat het in een jaar tijds verbruikt zal zijn, na een waarde groot ƒ 105 geproduceerd te hebben, niet ook op ƒ 105 geschat? 1).

Ter beantwooording van deze vraag, de eigenlijke kern


4) von Wieser beantwoordt deze vraag (l.l. р. 136) niet naar ’t mij voorkomt.