76
behoeften nieuwe behoeften schept. Het is dunkt mij een niet te weerspreken feit, dat het begeeren, het zich scheppen van behoeften een noodzakelijke levensfunctie is van den bewusten mensch. Wanneer dit zoo is, dan volgt daaruit, dat iedere vervulling eener begeerte naar een nieuwen vorm van begeeren doet omzien. In allerlei gedaanten is hetgeen ik hier schreef ieder bekend. Oeconomisch heeft dit ten gevolge, dat producenten, wier productie het bovenbedoeld culminatie-punt overschreed, hun kapitaal een. andere bestemming kunnen geven en daardoor behoeften van hooger intensiteit helpen bevredigen. Door de werking van prijzen en loonen komt dit gevolg tot stand. Dergelijke verplaatsing van productieve krachten heeft reeds thans in tallooze gevallen plaats. Hier- door alleen wordt ook het feit verklaard, dat de productieve krachten, waarover onze maatschappij thans beschikt, niet alle worden aangewend tot bevrediging onzer soortelijk meest dringende behoeften: voeding, woning en kleeding. Geschiedde dit, dan zouden waarschijnlijk reeds lang de goederen noodig om in deze behoeften te voorzien ‚ tot de vrije behooren ; het zou intusschen bij de behoeften, die wij thans kennen, slechts mogelijk zijn door deze krachten te onttrekken aan productie van goederen, bestemd om in behoeften van grooter inten- siteit te voorzien, en geschiedt daarom gelukkig niet.
Ten slotte valt nog op een feit te wijzen, dat evenzeer de strekking heeft om den tred te vertragen, waarmede de produ- centen bij uitbreiding der voortbrenging het punt naderen, waarop deze uitbreiding voor hen nadeelig zou worden. Dit feit is, dat de opbrengst der productiefactoren niet toeneemt in gelijke mate als deze zelve; de bekende "law of diminishing returns”. Is het punt bereikt, waarop de productieve krachten zoo overvloedig geworden zijn, dat vermeerdering of ontwik- keling er van niet gepaard gaat met evenredige vermeerdering van producten (en dat een dergelijk punt bij uitbreiding, ex- tensief of intensief, der productiefactoren op welk gebied van