Pagina:Richtlijn betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's.pdf/5

Deze pagina is proefgelezen

het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in grote lijnen gelijk programma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.

3. In overeenstemming met de bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, mag dit artikel niet zodanig uitgelegd worden dat de toepassing ervan ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de rechthebbende oplevert of het normale gebruik van het computerprogramma belemmert.

Artikel 7 Bijzondere beschermingsmaatregelen

1. Onverminderd de artikelen 4, 5 en 6, voorzien de Lid-Staten, overeenkomstig hun nationale wetgeving, in passende sancties tegen personen die de volgende, onder a), b) en c), genoemde handelingen verrichten:

a) in het verkeer brengen van een kopie van een computerprogramma terwijl zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is;

b) bezit voor commerciële doeleinden van een kopie van een computerprogramma terwijl zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is;

c) in het verkeer brengen of bezit voor commerciële doeleinden van middelen die uitsluitend bestemd zijn om de ongeoorloofde verwijdering of ontwijking van enigerlei technische voorziening te vergemakkelijken die voor de bescherming van een programma getroffen mocht zijn.

2. Een onrechtmatige kopie van een computerprogramma kan in beslag worden genomen overeenkomstig de wetgeving van de betrokken Lid-Staat.

3. De Lid-Staten kunnen bepalen dat de in lid 1, onder c), bedoelde middelen in beslag worden genomen.

Artikel 8 Duur van de bescherming

1. De bescherming wordt verleend zolang de maker in leven is en tot vijftig jaar na zijn overlijden of na het overlijden van de langstlevende maker; indien het computerprogramma anoniem of onder een pseudoniem openbaar gemaakt is, of indien, overeenkomstig artikel 2, lid 1, een rechtspersoon volgens de nationale wetgeving geacht wordt het programma gemaakt te hebben, duurt de bescherming vijftig jaar nadat het programma voor het eerst op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt. Deze termijn wordt geacht aan te vangen op 1 januari van het jaar dat volgt op bovengenoemde gebeurtenissen.

2. De Lid-Staten waar reeds een langere beschermingsduur van kracht is dan de in lid 1 genoemde, mogen hun huidige termijn handhaven totdat de beschermingsduur voor auteursrechtelijk beschermde werken in een meer algemene zin door het Gemeenschapsrecht is geharmoniseerd.

Artikel 9 Toepassing van andere wettelijke bepalingen

1. Deze richtlijn laat andere wettelijke bepalingen zoals die betreffende octrooien, merken, oneerlijke mededinging, bedrijfsgeheim, het overeenkomstenrecht en de bescherming van halfgeleiderprodukten, onverlet. Elk contractueel beding dat strijdig is met artikel 6 of met de in artikel 5, leden 3 en 5, bedoelde uitzonderingen, is nietig.

2. De bepalingen van deze richtlijn gelden eveneens voor programma's die vóór 1 januari 1993 gemaakt zijn, onverminderd vóór die datum verrichte handelingen en verworven rechten.

Artikel 10 Slotbepalingen

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1993 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de bepalingen van nationaal recht mee die zij vaststellen op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is.