Pagina:Rotterdamsche Courant 1825 no 144.pdf/1

Deze pagina is proefgelezen
Ao. 1825.

ROTTERDAMSCHE

Donderdag

No. 144

COURANT

den 1 December.

FRANKFORT den 27 November.

Brieven uit Morea, tot de helft van October, maken weder melding van verſchillende gevechten, die er hebben plaats gehad, van welke het voornaamſte bij Paloochovi, bezuiden Tripolitza, voorgevallen is, waar aan een egijptisch korps, dat van Mistra kwam en naar Tropolitza wilde doordringen, de doortogt is belet; tevens werd Ibrahim door een ander moreotisch korps verhinderd om die troepen te gemoet te trekken. Ibrahim’s hoofddoel ſchijnt geweest te zijn, om zich van eene haven aan de oostkust van Morea meester te maken, ten einde eene vrije communicatie met de zee te houden en daar de lang beloofde verſterking aftewachten. Hiertoe ſcheen hem Morembaſie zeer geſchikt, maar die plaats is goed verdedigd en bezet, ook zijn de wegen, die derwaarts geleiden, zoo ſlecht, dat hij geen belegeringsgeſchut voor die vesting kan brengen, en met Maratonisſie, aan de golf van Kolochina, waarop hij mede het oog had geſlagen, is het even zoo gelegen.
In Etolien vallen ook verſcheiden gevechten voor en Reſchid heeft gepoogd, om de belangrijke poſitie van Malacha weder te bemagtigen, doch is door Karaiskaki afgeſlagen.
— Een ſchipper, te Triest aangekomen, verhaalt, dat hij den 3 November de turkſche en egijptiſche vloot in de nabijheid van Navarino verlaten had, en dat toen deze vloot nog geene griekſche eskaders had ontmoet.

LONDEN den 26 November.

Volgens een der oppoſitie-papieren hebben de gouverneur en onder-gouverneur van de Bank eene conferentie gehad met den Lord-Kanſelier, over eenige verlegenheid, waarin zich de Bank zoude bevinden.
— De nederlandſche ambasſadeur heeft dezer dagen een bezoek afgelegd bij den nieuwen miniſter van Columbia, den heer Hurtado.
— De onlusten, die in het eiland Man over het garen der tienden van aardappelen onſtaan zijn, zijn geheel geſtild, ingevolge eene verklaring van den lord Bisſchop, dat dezelve dit jaar en in het vervolg niet meer zullen gevorderd worden.
— Het engelsch eskader op de kust van Afrika heeft een fransch ſchip genomen, de Orphée, dat naar Martinique beſtemd was en niet minder dan zeven honderd neger-ſlaven aan boord had, die aan zware ketens geklonken en in een beklagelijken toeſtand waren.
— Van Caraccas ſchrijft men, dat Bolivar tot preſident van Columbia herkozen is.
— Van Demerarij heeft men berigt, dat de bosſchen in die kolonie op drie plaatſen in den brand ſtaan.
— Het groot kanaal van omtrent vijf honderd mijlen lengte, dat in 1808 in Noord-Amerika ontworpen was, om de groote Noorder- en Wester-Meeren met den Atlantiſchen Oceaan te vereenigen, is thans voltooid. Den 26 October is het eerſte vaartuig uit het meer Erie in dit kanaal gekomen, en men berekende, dat het den 4 November New-IJork zoude bereiken.
— Den 26 dezer waren de 3 per cents gereduceerden 82 en 3 achtſten; de geconſolideerden 83 en 1 achtſte; de actien van de Bank 218 en 1 half; Spanje 15 en 3 vierden, en griekſche leening 20 disc.

PARIJS den 27 November.

Gisteren is voor het koninklijk hof van Parijs de zaak van het blad le Constitutionnel voortgezet, en heeft de advocaat Dupin voor hetzelve het woord gevoerd. Daags te voren had hij eene memorie in druk laten uitgaan en aan de regters rondgezonden, waarin hij handelt over het beſtaan van godsdienſtige genootſchappen of maatſchappijen, die niet door de wetten erkend worden en waarin hij tegen dc acte van beſchuldiging heeft willen aantoonen, dat in den tegenwoordigen ſtaat van wetgeving die genootſchappen verboden zijn; dat, zelfs wanneer het nuttig mogt wezen eenigen daarvan te herſtellen, tot dusverre hunne verſchijning onwettig is en ſtrijdig met het publiek regt des Rijks, niet de goede orde, met de ſouvereiniteit des Konings en met alle vorige gewijsden, en dat door het beſttijden van den geest, waarmede men veronderſtelt, dat een of ander dier genootſchappen bezield zijn, door den perſoon of daden van eenige hunner leden aantevallen, men den godsdienst van den Staat niet heeft aangerand, maar de wijze leerſtelſels der Gallikaanſche Kerk heeft verdedigd.
De toevloed van nieuwsgierigen, die het pleidooi wilden hooren, was buitengewoon groot, en de aandrang in de zaal zoo ſterk, dat men eindelijk gedwongen geweest is de deuren te ſluiten en de venſters te openen, om aan de digt op elkander ſtaande hoorders lucht te verſchaffen.
Drie uren lang heeft de heer Dupin geſproken en alle de punten van beſchuldiging, tegen de Conſtitutionnel ingebragt, pogen te wederleggen. Door het bijbrengen van verſchillende echte beſeiden, waaronder zeer belangrijke, heeft hij aangetoond, dat het blad, hetgeen hij verdedigde, geene ongegronde aanvallen tegen ſommige geestelijken had gedaan en vooral daarop aangedrongen, dat dit blad nooit het catholocismus, als godsdienst, maar wel het ultramontanismus, als opinie had aangetast.
De advocaat des Konings heeft verzocht te mogen antwoorden en daartoe is de audientie acht dagen uitgeſteld.
— Volgens de laatſte brieven uit Madrid ſchijnt het, dat de leden van het corps diplomatiek, na den val van den miniſter Zea, aan het ſpaansch gouvernement om opheldering gevraagd hebben over den weg, dien het voornemens was inteſlaan, waarop de hertog de l’Infantado aan alle de vreemde ambassadeurs, den 5 dezer, eene nota gezonden heeft van dezen inhoud:
„De booze uitleggingen, die zonder reden aan de maatregelen ſchijnen gegeven te zijn, die door ’s Konings voorzigtigheid, tot geluk en welzijn der volkeren, door de Goddelijke Voorzienigheid aan zijne vaderlijke zorgen toevertrouwd, voorgeſchreven waren, hebben Zijne Majeſteit eene groote verhindering en diepe droefheid veroorzaakt.
„De beginſelen en niet de perſonen ſtellen het Gouvernement van Zijne Majeſteit te zamen en die beginſelen zijn geworteld in zijn hart, van waar zij alleen voortkomen; even zoo zullen zij, die hij met de magt bekleedt, nooit anders zijn dan de tolken van zijnen vrijen wil, dien zij niet beperken, noch bepalen, maar dien zij enkel uitleggen en volgens ’s Konings bevel kenbaar moeten maken. Dus beſtaat er geene verandering in het ſtelſel der regering, hoewel gewigtiger redenen en omſtandigheden eene verandering in de perſonen gevorderd hebben. Iets anders te vermoeden zoude de grootſte belediging zijn voor het verheven karakter des Konings en zijne kieschheid kwetſen. Zijne Majeſteit, die levendig doordrongen is van erkentelijkheid en opregte vriendſchap voor zijne hooge Bondgenooten, kan en zal in het minſte niets veranderen in de naauwe betrekkingen, die hij met hen heeft en behoudt. Zijne buitenlandſche politiek is onveranderlijk; de achting en billijke inſchikkelijkheid, die hij aan de bevriende Mogendheden verſchuldigd is, worden uit zijne eigene dankbaarheid en uit innige overtuiging geboren en niet uit eenige bijzondere inzigten; deze betrekkingen zullen in alles op denzelfden voet blijven, zonder eenige verandering [te] ondergaan. Zijne Majeſteit zoude zijne regtſchapenheid en de onpartijdigheid zijner Bondgenooten hoonen, indien hij de gedachte konde voeden, dat zij konden vermoeden, dat hij anders zoude handelen en daardoor de banden van vriendſchap verbreken of ten minſten verzwakken, uit bijoogmerken, ten behoeve van bijzondere perſonen, met wier lot dat eener monarchie, noch de grondwetten, noch beginſelen van het Gouvernement zeker niet verbonden zijn of zijn kunnen.
„De Koning, door God aan het hoofd geſteld van het groote huisgezin, dat de ſpaanſche monarchie uitmaakt, is beter dan iemand in de gelegenheid, om hare wenſchen, ware verlangen, de rampen die haar ſedert lang treffen en de hulpmiddelen, die zij behoeft, te kennen. Zijne Majeſteit gelooft het overbodig te verzekeren, dat in het beſtuur van zijn rijk hij nimmer van den weg afwijken zal, dien hem deze overwegingen en redenen, welke zijne eenige regels voor zijn gedrag zijn, aanwijzen.
„Zijne Majeſteit beveelt mij uitdrukkelijk van u deze officiele mededeeling to zenden, om die ter kennis van uw hof te brengen, ten einde zijne ware voornemens door boosheid of de minſte dubbelzinnigheid in geen verkeerd daglicht geſteld worden.”
Het corps diplomatiek heeft hierop een antwoord aan den eerſten miniſter gezonden, welks inhoud nog niet publiek is.
— Den 26 dezer waren de 5 per cents geconſolideerden 95 francs 50 centimes a contant en tegen ultimo 95 francs; de 3 per cents 65 francs 50 centimes a contant en 64 francs 70 centimes tegen ultimo; de actien van de Bank 2080 francs, en Napels 80 francs.


Een RIJTUIG- en SCHEEPS-SMIDSKNECHT, als Vuurwerker bekwaam zijnde, Vast Werk begeerende, adresſere zich bij den Boekhandelaar A. F. H. SMIT, op de Hoogſtraat, G, 62, te Rotterdam.


Iemand genegen zijnde eene GESTOFFEERDE KAMER, met een ALCOVE daarachter en Uitzigt hebbende op de Rotte, TE HUREN, adresſere zich bij den Boekhandelaar M. DE BLEIJKER, op de Noordblaak, te Rotterdam.


Ter Bevrachting naar eene Haven in NOORD- of ZUID-AMERIKA, het Amerikaansch Brikſchip Charles Fawcett, Kapitein Joſuah Simpſon. Adres ten Kantore van HUDIG en BLOKHUIJZEN, te Rotterdam.


Te ROTTERDAM ligt in Lading, naar LONDEN, het Engelsch Tonnage Sloepſchip Prince of Saxe Cobourg, Kapitein John Ladd[.] Adres ten Kantore van HUDIG en BLOKHUIJZEN en KUIJPER, VAN DAM en SMEER, of bij den Beſtelmeester der Beurt op Londen, JOSEPH ANTHONIJ.


Te ROTTERDAM ligt in Lading, naar LONDEN, het Engelsch ſnelzeilende Tonnage Sloepſchip the Roſe, Kapitein Joſ. Ellis; vertrekt ten ſpoedigſte. Adres bij C. BODIEN en REINCKE, Kargadoors.

⁂ Te ROTTERDAM liggen in Lading:

Naar MARSEILLE, het Nederlandsch Hoekerſchip de drie Gebroeders, Kapitein Cornelis Smit.
Naar LIVERPOOL, het Engelsch Schip Marij Bibbij, Kapitein J. G. Whidbonne.
Naar ROCHEFORT, het Nederlandsch Hoekerſchip Simon en Johanna Eliſabeth, Kapitein Huig van der Valk.
Naar NEWCASTLE, het Engelsch Brikſchip the Ann, Kapitein Bartholomew Scott.
Adres ten Kantore van KUIJPER, VAN DAM en SMEER.

⁂ Te ROTTERDAM liggen in Lading:

Naar BOSTON, mede voor Pasſagiers, het Amerikaansch Brikſchip Maze, Kapitein Samuel Hall.
Naar NEW-IJORK, mede voor Pasſagiers, het Amerikaansch Brikſchip Iris, Kapitein Flavius Emerij.
Naar LIVERPOOL, het Engelsch Brikſchip Fearon, Kapitein James Ferguſon.
Naar LIVERPOOL, het Nederlandsch Hoekerſchip Eliſabeth en Cornelia, Kapit. J. Parlevliet, om ſpoedig te vertrekken.
Naar HULL, het Engelsch Schoonerſchip Deben, Kapitein Joſuha Dale.
Adres ten Kantore van HUDIG en BLOKHUIJZEN.

⁂ Te ROTTERDAM liggen in Lading:

Naar DUBLIN, het Nederlandsch Kofſchip Maria, Kapitein Jan Sikkes.
Naar BELFAST, het Nederlandsch Hoekerſchip Wilhelmina, Kapitein Cornelis Cordia.
Naar LEITH, het Engelsch Brikſchip Alfred, Kapitein Richard Grills.
Naar LEITH, het Engelsch Brikſchip Craig Elachie, Kapitein Robert Oliphant.
Adres bij D. BURGER en ZOON.
Naar BOSTON, het Amerikaansch Brikſchip Pioneer, Kapitein Andrew Ward.
Naar BALTIMORE, het Amerikaansch Fregatſchip Portland, Kapitein John Fearo.
Naar CHARLESTON, het Amerikaansch Fregatſchip Frederick, Kapitein M. H. Sargent.
Adres bij WAMBERSIE en BURGER.

’s GRAVENHAGE den 29 November.

Den 20ſten dezer heeft Z. M. een beſluit genomen, houdende bepalingen wegens de declaratien van ſalarisſen en verſchotten der Procureurs en Deurwaarders; wordende bij hetzelve hoofdzakelijk bepaald, dat, ingeval van inbeſlagneming of geregtelijke verkooping van roerende goederen, de Procureurs of Deurwaarders gehouden zullen zijn, de declaratien van hunne ſalarisſen en verſchotten, zoo voor het inbeſlagnemen en den verkoop zelven, als voor de werkzaamheden, welke daaraan zijn voorafgegaan, ook dan wanneer de belanghebbende partijen daartoe geene aanvraag mogten doen, door den regter te moeten doen taxeren, alvorens de voldoening daarvan te mogen vorderen of ontvangen.
— Bij beſluit van Zijne Majeſteit, van den 15 November 1825, worden maatregelen tot inſtandhouding en opbeuring der kust-visſcherij, in de provincie Holland, vastgeſteld en onder anderen bepaald, dat aan de reeders voor elke ſchuit, met welke, van den vijftienden November tot den veertienden Februarij, onafgebroken de beug- of hoekwant visſcherij, overeenkomſtig de navolgende bepalingen, wordt uitgeoefend, eene premie van twee honderd vijftig guldens worden toegelegd, betaalbaar uit het fonds tot aanmoediging der nationale nijverheid. Welke bepaling reeds toepasſelijk is op de ſchuiten, die in het tegenwoordig najaar aan de gemelde visſcherij deelnemen en dezelve behoorlijk zullen uitoefenen.
Te rekenen van den eerſten December dezes jaars 1825 af en vervolgens zal het aan iegelijk uit de beide gedeelten der provincie Holland verboden zijn, om de visſcherij langs de kusten van dit Rijk uitteoefenen met ſchrob- of andere netten, waarvan de kleinſte mazen der kuilen naauwer mogten zijn gebreid, dan op een ſpaan van drie nederlandſche duimen en negen ſtrepen breed.
Het zal echter geoorloofd zijn om van 15 Junij tot 15 October ook te mogen visſchen, doch alleen in de buitenzee met kuilen, waarvan de mazen gebreid zijn op een ſpaan ter breedte van drie nederlandſche duimen.
De kuilen der netten zullen eene lengte moeten hebben van ten minſte drie nederlandſche ellen en twee palmen en eene wijdte van niet minder dan honderd ſcholen of mazen[.]
De netten, waarvan de kuilen worden gehecht, zullen eene uitgevademde lengte moeten hebben van ten hoogſte twaalf nederlandſche ellen en zes palmen, en eene wijdte naar evenredigheid der lengte en der vaartuigen, waarin dezelve worden gehruikt.
De keurſpanen zullen moeten zijn van goed geel koper en op dezelve de duimen en ſtrepen aan de eene en het plaatſelijke wapen aan de andere zijde in de breedte ingeſneden; dezelve zullen aan den ijk onderworpen zijn.
Van den vijftienden November tot en met den veertienden Februarij zal het ten ſtrengſte verboden zijn, om met eenig ſchrob- of ſoortgelijk want te visſchen (het vangen van garnalen met de faijen alleen uitgezonderd); en zal mitsdien het gemelde want niet mogen worden gebezigd of zich in de ſchuiten bevinden.
Het zal, gedurende dien tijd, ſlechts geoorloofd zijn met de beug- of het hoekwant te visſchen.
Tot het vangen van haring (ook den zoogenaamden panharing), voor zoo veel zulks tot de kust-visſcherij behoort, zullen geene andere dan ſchakelnetten en geenszins eenige ſchrobnetten of vischwant met kuilen of zakken worden gebezigd.
De overtreders der vorenſtaande verbods-bepalingen zullen telken reize verbeuren eene boete van ten minſte vijftig en ten hoogſte honderd guldens, en daarenboven, naar gelang der omſtandigheden, of bij herhaling van overtreding, met eene gevangenis van zeven tot veertien dagen geſtraft worden.
Op alle plaatſen in de provincie Holland, waar eenige visſcherij wordt uitgeoefend, zullen, door den belanghebbenden provincialen gouverneur, op voordragt der plaatſelijke beſturen, worden aangeſteld keurmeesters van het want en al wat daartoe betrekking heeft.
De keurmeesters zullen geene reeders of visſchers mogen