Deze pagina is proefgelezen
beter bevallen dan als geleerde.
(Hij onderhoudt zich met DESDEMONA.)
JAGO.
(Ter zijde.) Hij vat haar bij de hand: zoo, goed gezegd; fluistert maar: in zulk een webbetje wil ik een vlieg vangen, zoo groot als Cassio. — Ja, glimlach tegen haar, toe maar, ik kluister u in :uw eigen beleefdheid. — Juut, inderdaad, zóó is het: indien u zulke kuren uw luitenantsplaats kosten, hadt ge beter gedaan uwe drie vingers niet zoo vaak te kussen, waarmede gij nu zoo deftig den galant speelt. Zeer goed; fraai gekust! een voortreffelijke buiging! 't is zoo, inderdaad. Al weêr de vingers aan den mond? om uwentwil wou ik dat het klisteerspuiten waren! — (Trompetgeschal.)
- De Moor; ik ken zijne trompet.
CASSIO.
- Ja waarlijk.
DESDEM.
- Komt, gaan wij ter ontvangst hem te gemoet.
CASSIO.
- Ei, zie, hij komt reeds!
OTHELLO, met gevolg, treedt op.
OTHELLO.
- Mijn schoone krijgsheldin!
DESDEM.
- Mijn dierbre Othello!
OTHELLO
- 'k Verwonder mij niet minder dan 't mij streelt,
- U vóór mij hier te zien. Mijn hartelust!
- Als elken storm een slilte als deze volgt,
- Dan blaaz' de wind tot dat hij dooden wekt;
- En worstlend klimm' de kiel op golfgebergt',
- Olympus-hoog; en duik' weêr in de diepte,
- Als in den helpoel neder! — Nu te sterven
- Zou overzalig zijn; want, ô ik vrees,
- Dat mij, die thans zoo grensloos veel geniet,
- Nooit weêr een heil als dit verrukken zal,
- Thans nog bij 't Lot verborgen.