Pagina:Sieben und siebzig Gedichte Bd.2.pdf/112

Deze pagina is proefgelezen

De bijzonnen


Drie zonnen stonden hoog te prijken,
Ben lang naar ‘t drietal blijven kijken;
Bleven standvastig op een rij,
Als wilden zij niet weg van mij.
Ach, mijn zonnen zijn zij niet!
Mij geven zij vooral verdriet!
Ja, reisde eerst ‘t drietal mee;
Nu zijn gedaald de beste twee.
Dat ook de derde staakt zijn schijn!
Het duister zal mij liever zijn.