Pagina:Sieben und siebzig Gedichte Bd.2.pdf/116

Deze pagina is proefgelezen

Moed


Vliegt de sneeuw in mijn gelaat,
Schud ik die naar onder.
Als mijn hart te kloppen slaat,
Zing ik luid en monter.

Hoor dan niet, wat het vertelt,
Laat het rustig razen;
Voel niet welke klacht het meldt,
Klagen is voor dwazen.

Vrolijk wordt het barre weer
Flink het hoofd geboden!
Wil geen God de aarde meer,
Zijn wij zelf de goden!