Pagina:Sieben und siebzig Gedichte Bd.2.pdf/117

Deze pagina is proefgelezen

De lierenman


Ginds voorbij het dorp
Staat een lierenman,
Met zijn stijve vingers
Draait hij wat hij kan.

Blootvoets op de ijsvloer
Zwaait hij heen en weer
Op zijn kleine bordje
Valt er nooit iets neer.

Niemand wil hem horen,
Niemand kijkt hem aan,
En de honden grommen
Rond de oude man.

En hij laat het komen,
Komen als het komt,
Draait en draait de lier
Dat die niet verstomt.