Pagina:Sieben und siebzig Gedichte Bd.2.pdf/87

Deze pagina is proefgelezen

Goede Nacht



Vreemdeling bij verschijnen,
Vreemdeling bij weer gaan.
In mei werd zij de mijne
Met ruikers trad ik aan.
De liefde maakte fleurig,
Haar moeder leefde mee, —
Nu is de wereld treurig,
De weg bedekt met sneeuw.

Niet vrij om zelf te beslissen
Hoe mijn reis zal gaan,
Kan naar de weg slechts gissen
In ’t duister van ’t bestaan.
Het maanlicht brengt tot leven
Een reisgenoot aan mijn zij,
Beloop besneeuwde dreven
Volg ’t wildspoor in de wei.