Pagina:Sieben und siebzig Gedichte Bd.2.pdf/94

Deze pagina is proefgelezen
De koude wind blies ijzig
Mij rechtstreeks in ’t gelaat;
Vervolgde toch mijn schreden
Al vloog mijn hoed op straat.

Ben ik al uren verder
Van dat geliefde oord,
Nog altijd hoor ik het ruisen:
Rust hier en trek niet voort!