Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/124

Deze pagina is niet proefgelezen
106

zij eindelijk zeide: „ik zal dan met u naar het schip gaan, om de schatten van uwen meester aldaar te bezien.”

Thans geleidde de getrouwe Johannes haar met blijdschap naar het schip, en toen de koning haar zag komen, meende hij niet. anders, dan dat hem het hart van vreugde zoude barsten; slechts met groote inspanning kon hij zich bedwingen. De koningsdochter werd bij hare aankomst door den koning naar het binnenste van het schip geleid; maar de getrouwe Johannes bleef boven bij den stuurman en beval het schip zeilreê te maken. „Spant alle zeilen in,” riep hij, „zoodat het voortvliegt als een vogel in de lucht.” De koning toonde haar intusschen beneden in het schip al de gouden sieraden, de schotels, bekers, het wild en de wonderbaarlijke dieren. Aldus verliepen ongemerkt eenige uren met groote vreugde, zonder dat zij bespeurde dat het schip voortzeilde. Nadat zij het laatste stuk gezien had, bedankte zij den koopman en wilde naar huis gaan; maar zoodra zij op het verdek gekomen was, zag zij, dat zij zich verre van het land op de holle zee bevond en snelzeilend voortging.
„Ach,” riep zij met hevige ontroering, „ik ben bedrogen en in de macht eens koopmans geraakt; veel liever wilde ik sterven!” De koning nam haar echter bij Je hand en sprak: „een koopman ben ik niet; ik ben een koning en van geene geringer geboorte dan gij ; maar dat ik u door list heb zoeken in mijne macht te krijgen, is door mijne groote liefde voor u geschied. De eerste maal, toen ik uwe beeldtenis aanschouwde, viel ik onmachtig ter aarde.” Dit verhaal verstrekte