Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/141

Deze pagina is niet proefgelezen
123

hem door haar zoude worden opgegeven, moest ten uitvoer brengen; indien echter iemand dit ondernam, zonder aan hare begeerte te hebben voldaan, moest hij zijn leven verliezen. Dewijl hierdoor reeds zoo menigeen zijn leven had verloren, deed zich niemand meer op. De jongeling dacht: wat heb ik te verliezen? Ik zal het wagen ! Hij trad nu voor den koning en zijne dochter, en meldde zich aan.

Hierna werd hij aan den oever der zee geleid, waar men een ring in wierp en hem gebood, er dezen wederom uit te halen. Ook werd hem gezegd, dat, indien hij naar beneden dook en zonder den ring weder op de oppervlakte des waters verscheen, hij andermaal in de zee zoude geworpen worden, en dan moest verdrinken. Thans liet men hem alleen, en toen hij bij zich zelv' overwoog wat hem het beste te doen stond om den ring te bekomen, zag hij de drie visschen aankomen, welke hij eens uit het riet genomen en in het water geworpen had; de middelste had eene schelp in den mond, die hij op het strand den jongeling voor de voeten wierp; deze opende de schelp en vond er den ring in liggen. Vol vreugde stapte hij met den ring naar den koning, en begeerde zijne dochter; deze echter, toen zij hoorde dat hij geen koningszoon was, wilde hem niet hebben. Zij ging buiten in den tuin en schudde tien zakken met gerst in het gras, zeggende : deze gerstkorrels moet hij opzoeken, zonder dat er één aan ontbreekt, en morgen voor zonsopgang moei het geschied wezen. Onmogelijk zou de jongeling dit hebben kunnen volbrengen, indien de getrouwe