Pagina:Staatsblad 1963-40, Mammoetwet.pdf/2

Deze pagina is gevalideerd

c. aan afdelingen van kweekscholen voor onderwijzers, welke afdelingen de naam dragen van voorbereidende leerkring en een cursusduur hebben van twee jaren.

2. Aan deze scholen en aan de afdelingen, bedoeld in het eerste lid onder b, wordt onderwijs gegeven in Nederlandse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Engelse taal- en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, economie, handelswetenschappen, recht, maatschappijleer, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, muziek, tekenen, handvaardigheid en lichamelijke oefening.

3. Scholen en afdelingen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, waarbij het onderwijs in de literaire en culturele vakken op de voorgrond staat, zijn vrijgesteld van de verplichting tot het geven van onderwijs in economie, handelswetenschappen en recht.

Artikel 9. 1. Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs wordt gegeven aan scholen met een cursusduur van vier jaren. Aan deze scholen kan een afdeling worden verbonden met een cursusduur van drie jaren.

2. Aan deze scholen wordt onderwijs gegeven in Nederlandse taal, Franse taal, Duitse taal, Engelse taal, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, natuur- en scheikunde, biologie, handelskennis, muziek, tekenen, handvaardigheid en lichamelijke oefening.

Artikel 10. 1. Lager algemeen voortgezet onderwijs wordt gegeven in het eerste of in het eerste en het tweede leerjaar van scholen voor lager beroepsonderwijs, dan wel aan afzonderlijke scholen met een cursusduur van twee jaren.

2. In deze leerjaren en aan de afzonderlijke scholen wordt onderwijs gegeven in Nederlandse taal, geschiedenis en aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, kennis der natuur, muziek, tekenen, handvaardigheid en lichamelijke oefening.

3. Het onderwijs in het eerste leerjaar van dagscholen, als bedoeld in het eerste lid, omvat ten minste de vakken, genoemd in het tweede lid, met uitzondering van het vak maatschappijleer.

Artikel 11. Het onderwijs in het eerste leerjaar van dagscholen, als bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9, omvat — behoudens voor wat betreft het godsdienstonderwijs aan bijzondere scholen — dezelfde vakken, waartoe behoren de Nederlandse taal en twee moderne talen, waaronder in ieder geval de Franse taal. Voor het gymnasium kan het vak Latijnse taal daaraan worden toegevoegd.

Artikel 12. 1. Aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of voor algemeen voortgezet onderwijs kan naast het onderwijs in de voor die school genoemde vakken onderwijs worden gegeven in andere, bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, aan te wijzen vakken.

2. Voor zover het totale aantal lessen, dat aan de school ten hoogste mag worden gevolgd, niet wordt besteed aan de vakken, genoemd in de artikelen 7 tot en met 10 en in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld ín het eerste lid, of — aan bijzondere scholen — aan godsdienstonderwijs, kan ten hoogste een aantal wekelijkse lessen over de gehele cursus, dat gelijk is aan het aantal leerjaren van de desbetreffende school, worden besteed aan door het bevoegd gezag te kiezen vakken.

Artikel 13. Beroepsonderwijs wordt gegeven aan:

a. scholen voor technisch onderwijs;

b. scholen voor huishoud- en nijverheidsonderwijs;

c scholen voor landbouwonderwijs;

d. scholen voor middenstandsonderwijs;

e. scholen voor economisch en administratief onderwijs;

f. scholen voor de opleiding van onderwijzend personeel;

g. scholen voor sociaal-pedagogisch onderwijs;

h. scholen voor kunstonderwijs.

Artikel 14. 1. Tot de scholen voor technisch onderwijs worden gerekend de scholen, die een voorbereiding geven voor beroepen van technische aard. Zij worden onderscheiden in lagere, middelbare en hogere technische scholen.

2. Tot de scholen voor huishoud- en nijverheidsonderwijs worden gerekend de scholen, die een algemene en praktische voorbereiding geven voor huishouden en landbouwhuishouden alsmede voor verzorgende en andere beroepen. Aan deze scholen kan zowel lager, middelbaar als hoger huishoud- en nijverheidsonderwijs worden gegeven.

3. Tot de scholen voor landbouwonderwijs worden gerekend de scholen, die een voorbereiding geven voor beroepen op het terrein van de landbouw, waaronder wordt verstaan, de verschillende vormen van bodemcultuur, de landbouwambachten en de landbouwtechnologie. Zij worden onderscheiden in lagere, middelbare en hogere landbouwscholen.

4. Tot de scholen voor middenstandsonderwijs worden gerekend de scholen, die een voorbereiding geven voor een zelfstandige uitoefening van ambacht, handel of dienstverleningsbedrijf. Zij worden onderscheiden ín lagere, middelbare en hogere scholen voor middenstandsonderwijs.

5. Tot de scholen voor economisch en administratief onderwijs worden gerekend de scholen, die een voorbereiding geven voor beroepen van economische en administratieve aard. Zij worden onderscheiden in lagere, middelbare en hogere scholen voor economisch en administratief onderwijs.

6. Tot de scholen voor de opleiding van onderwijzend personeel worden gerekend de opleidingsscholen voor kleuterleidsters, de kweekscholen voor onderwijzers en de opleidingsscholen voor leraren.

7. Tot de scholen voor sociaal-pedagogisch onderwijs worden gerekend de scholen, die een voorbereiding geven voor beroepen op het terrein van jeugdvorming, volksontwikkeling, maatschappelijk werk, maatschappelijk opbouwwerk, personeelsaangelegenheden, gezondheidszorg en sport. Zij worden onderscheiden in middelbare en hogere scholen voor sociaalpedagogisch onderwijs.

8. Tot de scholen voor kunstonderwijs worden gerekend de scholen, die een voorbereiding geven voor beroepen op het terrein van muziek, toneel, dans, film, vrije en toegepaste beeldende kunsten — bouwkunst daaronder begrepen — en industriële vormgeving.

Artikel 15. 1. Lager beroepsonderwijs wordt gegeven aan scholen met een cursusduur van drie of vier jaren.

2. Aan deze scholen wordt onderwijs gegeven in algemene vakken en in op het beroep gerichte vakken.

3. Tot de algemene vakken behoren Nederlandse taal, geschiedenis en aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, kennis der natuur, muziek, tekenen, handvaardigheid en lichamelijke oefening.

Artikel 16. 1. Middelbaar beroepsonderwijs wordt gegeven aan scholen met een cursusduur van ten hoogste vier jaren.

2. Hoger beroepsonderwijs wordt gegeven aan scholen met een cursusduur van ten hoogste vier jaren. Aan deze scholen kan een voorbereidend jaar zijn verbonden.

3. Aan de scholen voor middelbaar en voor hoger beroepsonderwijs wordt onderwijs gegeven in algemene vakken — waaronder in ieder geval Nederlandse taal en lichamelijke oefening — en in op het beroep gerichte vakken.

4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op de scholen, bedoeld in artikel 14, zesde en achtste lid.