Pagina:Staatsblad 1963-40, Mammoetwet.pdf/4

Deze pagina is proefgelezen

2. De algemene maatregel van bestuur houdt voor elke soort van scholen, bedoeld in artikel 14, eerste tot en met vijfde en zevende lid, slechts voorschriften in omtrent:

a. de cursusduur, de praktijktijd en de afdelingen;

b. de inrichting van het onderwijs in het voorbereidend jaar;

c. voor wat betreft het eerste leerjaar van de scholen voor lager beroepsonderwijs, de aantallen wekelijkse lessen in elk van de vakken, bedoeld in artikel 10, derde lid, die ten minste moeten worden gevolgd, en, voor wat betreft het tweede leerjaar van deze scholen, de aantallen wekelijkse lessen in algemene vakken, die ten minste moeten worden gevolgd;

d. de vakken en de groepen van vakken, alsmede, voor zover nodig, de leerstof en het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus in deze vakken en groepen van vakken ten minste moet worden gevolgd;

e. het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus mag worden besteed aan het onderwijs in andere, door het bevoegd gezag te kiezen vakken;

f. de onderwerpen, genoemd in artikel 22, tweede lid onder d tot en met i.

3. Voor de opleidingsscholen voor kleuterleidsters en voor de kweekscholen voor onderwijzers houdt de algemene maatregel van bestuur slechts voorschriften in omtrent:

a. de leerstof, die voor de vakken, genoemd in de artikelen 17 en 18, ten minste moet worden onderwezen;

b. de vakken, waarin het onderwijs moet worden gevolgd, en de leerjaren, waarin de vakken, genoemd in de artikelen 17 en 18, moeten worden onderwezen;

c. het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus in-elk van de vakken, genoemd in de artikelen 17 en 18, ten minste moet worden gevolgd;

d. de onderwerpen, genoemd in artikel 22, tweede lid onder d tot en met i,

4. Aan de opleidingsscholen voor leraren wordt in ieder geval onderwijs gegeven in opvoedkunde en haar hulpwetenschappen, psychologie, algemene didactiek en didactiek van de vakken van het voortgezet onderwijs.

5. Voor de cursussen voor beroepsonderwijs, stelt Onze minister, de Onderwijsraad gehoord, voorschriften vast omtrent de inrichting van het onderwijs.

Artikel 24. 1. Het bevoegd gezag stelt, de rector of de directeur van de school en de leraren gehoord, met inachtneming van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 22 en 23, het leerplan en de lesrooster vast en zendt deze, voor zover het betreft een gemeentelijke of een bijzondere school, aan de inspectie.

2. Indien de inspectie van oordeel is, dat het leerplan van een gemeentelijke of een bijzondere school, waarvoor niet ingevolge het derde lid de goedkeuring van Onze minister is vereist, niet voldoet aan de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, en het bevoegd gezag weigert het te wijzigen, vraagt zij het oordeel van de Onderwijsraad, aan wiens uitspraak het bevoegd gezag zich onderwerpt.

3. Bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, kunnen soorten van scholen voor beroepsonderwijs worden aangewezen, waarvan de leerplannen, voor zover het betreft gemeentelijke en bijzondere scholen, de goedkeuring behoeven van Onze minister.

4. De leerplannen van de cursussen voor beroepsonderwijs behoeven de goedkeuring van Onze minister.

Artikel 25. Ten behoeve van de bijzondere inrichting van het onderwijs kan Onze minister, de Onderwijsraad gehoord, voor zover het een rijksschool betreft, afwijken van artikel LO, tweede en derde lid, en artikel 11 en van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 22 en 23, en, voor zover het een gemeentelijke of een bijzondere school betreft, goedkeuren, dat van deze artikelen en deze voorschriften wordt afgeweken.

Artikel 26. Ten behoeve van een scholengemeenschap, als bedoeld in artikel 19, kunnen Wij, de Onderwijsraad gehoord, en, voor zover het een gemeentelijke of een bijzondere school betreft, op verzoek van het bevoegd gezag, regelen stellen met betrekking tot de toepassing van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 22 en 23, en voor zover nodig van overeenkomstige voorschriften, gegeven bij of krachtens andere wetten,

Artikel 27. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, de Onderwijsraad gehoord, voor elke soort van scholen voorwaarden voor de toelating worden vastgesteld.

Artikel 28. Bij algemene maatregel van bestuur, op de gemeenschappelijke voordracht van Onze minister en Onze minister van sociale zaken en volksgezondheid, worden in het belang van de gezondheid en van het onderwijs voorschriften vastgesteld, waaraan de voor het onderwijs bestemde gebouwen en terreinen alsmede hun inrichting ten minste moeten voldoen.

§ 2. Examens, diploma's en getuigschriften

Artikel 29. 1. Aan de leerlingen van de dagscholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger algemeen voortgezet onderwijs en voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede aan de leerlingen van de voorbereidende, de eerste en de tweede leerkring van de dagkweekscholen voor onderwijzers en aan die van de afdeling A en van de afdeling B van de dagopleidingsscholen voor kleuterleidsters wordt jaarlijks gelegenheid gegeven aan deze scholen een eindexamen af te leggen, tenzij in de plaats daarvan de gelegenheid bestaat tot het afleggen van een eindexamen, dat niet vanwege de school wordt afgenomen en het bevoegd gezag in verband hiermede een eindexamen aan de school niet nodig oordeelt.

2. Aan de leerlingen van de overige scholen kan volgens bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, te stellen regelen jaarlijks gelegenheid worden gegeven aan deze scholen een eindexamen af te leggen.

3. Het eindexamen wordt afgenomen door de rector of de directeur en leraren van de school onder toezicht, behoudens in de nader bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, te noemen gevallen, van een of meer door Onze minister aan te wijzen gecommitteerden.

4. Zij, die het eindexamen met gunstig gevolg hebben afgelegd, ontvangen een diploma, waarvan het model door Onze minister wordt vastgesteld.

5. Al hetgeen verder de in dit artikel bedoelde eindexamens, die niet voor alle leerlingen van een school dezelfde vakken behoeven te omvatten, betreft, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord.

6. Voor examens, die niet vanwege de school worden afgenomen, kunnen bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, voorschriften worden gegeven.

7. Ten behoeve van de bijzondere inrichting van het onderwijs kan Onze minister, de Onderwijsraad gehoord, voor zover het een rijksschool betreft, afwijken van het bepaalde bij of krachtens dit artikel en,‚ voor zover het een gemeentelijke of een bijzondere school betreft, toestaan, dat van deze voorschriften wordt afgeweken.

Artikel 30. Aan de door Ons te noemen scholen voor hoger beroepsonderwijs kan een diploma, gelijkwaardig aan het diploma, genoemd in artikel 29, vierde lid, ook worden uitgereikt aan hen, die niet als leerling van een zodanige school zijn ingeschreven, doch onder voorwaarden, te stellen bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, tot het eindexamen zijn toegelaten en dit met gunstig gevolg hebben afgelegd.