Pagina:Staatsblad 1963-40, Mammoetwet.pdf/5

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 31. 1. De leerling, die de school verlaat en aan wie geen diploma kan worden uitgereikt, ontvangt een verklaring, waarin in ieder geval worden vermeld het tijdstip, waarop hij de school verlaat, en het leerjaar, waartoe hij laatstelijk onvoorwaardelijk was bevorderd. Deze verklaring wordt door het bevoegd gezag of namens het bevoegd gezag door de rector of de directeur ondertekend.

2. Onze minister stelt het model van de verklaring vast.

§ 3. Personeel

Artikel 32. 1. Zij, die onderwijs geven aan een school, dragen de titel van leraar.

2. Aan het hoofd van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs staat een rector, aan het hoofd van de overige scholen een directeur. Tot rector of directeur is slechts benoembaar hij, die met inachtneming van artikel 33, eerste lid, kan worden benoemd tot leraar in een van de vakken, die aan de school worden onderwezen. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag, voor wat betreft een gemeentelijke of een bijzondere school behoudens goedkeuring van Onze minister, afwijken van het bepaalde in de vorige volzin. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld omtrent het aantal door de rector of de directeur ten minste te geven lessen.

3. Het bevoegd gezag wijst een of meer van de leraren aan om de rector of de directeur bij te staan en bij afwezigheid te vervangen; deze dragen de titel van onderscheidenlijk conrector en adjunct-directeur.

4. Ten behoeve van een scholengemeenschap, als bedoeld in artikel 19, worden bij algemene maatregel van bestuur voorschriften vastgesteld met betrekking tot de toepassing van het tweede en het derde lid.

Artikel 33. 1. Tot leraar aan een school kan slechts worden benoemd hij, die in het bezit is van:

a. een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395);

b. een bewijs van bekwaamheid voor het door-hem aan die schaol te geven onderwijs;

c. een bewijs van voldoende pedagogische, en didactische voorbereiding, voor zover aangewezen bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord; en die de bevoegdheid tot het geven van onderwijs niet krachtens artikel 41 heeft verloren.

2. In bijzondere gevallen kan Onze minister aan personen, die in een bepaald vak of onderdeel van een vak door buitengewone bekwaamheid uitmunten, ten aanzien van dit vak of dit onderdeel ontheffing verlenen van de in het eerste lid Onder ben c gestelde eisen,

3. Bij tijdelijke afwezigheid van een leraar kan ten aanzien van degene, die hem vervangt, telkens voor ten hoogste een jaar worden afgeweken van de eisen van benoembaarheid, gesteld in het eerste lid-onder b en c. Indien in een vacature niet terstond kan worden voorzien door de benoeming van een leraar, die aan de genoemde eisen voldoet, is het bepaalde in de vorige volzin van overeenkomstige toepassing.

4. In het eerste leerjaar van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of voor algemeen voortgezet onderwijs kan een leraar, die daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag bekwaam is, ook onderwijs geven 1m andere vakken dan die, waarvoor het in zijn bezit zijnde bewijs van bekwaamheid, bedoeld in het eerste lid onder b, geldt. In bijzondere gevallen kan het bepaalde in de vorige volzin eveneens toepassing vinden ten aanzien van de leraar, belast met het geven, van Onderwijs in meer dan een vak in het tweede leerjaar van een daarbedoelde school.

5. In de gevallen, bedoeld in het derde en het vierde lid, is de goedkeuring van de inspectie vereist, indien het een gemeentelijke of een bijzondere school betreft. Wordt de goedkeuring geweigerd, dan kan het bevoegd gezag binnen veertien dagen, nadat de beslissing van de inspectie te zijner kennis is gebracht, bij Onze minister in beroep komen.

6. Het eerste lid onder b en c is niet van toepassing op een leraar, in zoverre deze belast is met het geven van godsdienstonderwijs.

Artikel 34. 1. De bewijzen van bekwaamheid, bedoeld in artikel 33, eerste lid onder b, worden onderscheiden in be wijzen van bekwaamheid van de eerste, de tweede en de derde graad.

2. Bewijzen van bekwaamheid van de eerste graad zijn:

a. de getuigschriften van met goed gevolg afgelegd doctoraal- of ingenieursexamen, verkregen aan. Nederlandse universiteiten en hogescholen, volgens regelen, te stellen bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord;

b. de akten, bedoeld in artikel 35, eerste lid.

3. Bewijzen van bekwaamheid van de tweede graad zijn de akten, bedoeld in artikel 35, tweede lid.

4. Bewijzen van bekwaamheid van de derde graad zijn de akten, bedoeld in artikel 35, derde lid,

5. Bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, kunnen bewijzen van bekwaamheid van de eerste, de tweede en de derde graad worden aangewezen, die niet vallen onder het tweede tot en met het vierde lid.

Artikel 35. 1. Er zijn akten van bekwaamheid van de eerste graad tot het geven van voortgezet onderwijs in Nederlandse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, geschiedenis, aardrijkskunde, staatsinrichting, economische wetenschappen, handelswetenschappen, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, tekenen en lichamelijke oefening. Voor het geven van voortgezet onderwijs in andere vakken kunnen bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, akten van bekwaamheid van de eerste graad worden ingesteld.

2. Er zijn akten van bekwaamheid van de tweede graad tot het geven van voortgezet onderwijs in Nederlandse taal, Franse taal, Duitse taal, Engelse taal, wiskunde, natuur- en scheikunde, tekenen en handvaardigheid. Voor het geven van voortgezet onderwijs în andere vakken kunnen bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, akten van bekwaamheid van de tweede graad worden ingesteld.

3. Er zijn akten van bekwaamheid van de derde graad tot het geven van voortgezet onderwijs in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven combinaties van de vakken Nederlandse taal, Franse taal, Duitse taal, Engelse taal, geschiedenis, aardrijkskunde, staatsinrichting, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie en handelskennis, alsmede voor de vakken muziek, tekenen, handvaardigheid en lichamelijke oefening. Voor het geven van voortgezet onderwijs in andere vakken of combinaties van vakken kunnen bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, akten van bekwaamheid van de derde graad worden ingesteld.

4. De examens ter verkrijging van de akten van bekwaamheid tot het geven van voortgezet onderwijs worden geregeld bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord. Daarbij worden eisen van toelating tot de examens vastgesteld en kan het bedrag worden bepaald, dat voor de toelating verschuldigd is.

Artikel 36. 1. Voor het geven van onderwijs in de vakken, genoemd in de artikelen 7 en 8, in het tweede en de volgende leerjaren van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, in de hoogste twee leerjaren van scholen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs en in afdelingen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid onder 4, is het bezit vereist van een bewijs van bekwaamheid van de eerste graad voor het desbetreffende vak, met uitzondering van het vak