Pagina:Staatsblad 1963-40, Mammoetwet.pdf/7

Deze pagina is proefgelezen

4. Een schoolraad, als bedoeld in het tweede lid, wordt gevormd uit de ouders, voogden en verzorgers, die lid zijn van de betrokken oudercommissies en uit het onderwijzend personeel van de betrokken scholen. Bovendien kunnen andere deskundigen en belangstellenden in de schoolraad zitting hebben. De schoolraad bevordert de bloei van het openbaar onderwijs in de gemeente. Hij staat de belangen van de betrokken scholen voor bij het bevoegd gezag en geeft dit en de inspectie alle gewenste inlichtingen. Burgemeester en wethouders horen de schoolraad omtrent de voorziening in de behoefte aan gemeentelijk onderwijs.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld omtrent de totstandkoming, de inrichting en de verdere bevoegdheden van de oudercommissies, de ouderraden en de schoolraden.

Artikel 46. 1. Aan de openbare scholen worden op verzoek van kerkelijke gemeenten of van plaatselijke kerken de leerlingen in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen godsdienstonderwijs te volgen van godsdienstleraren, daartoe door die gemeenten of kerken aan te wijzen.

2. De schoollokalen worden, zo nodig verwarmd en verlicht, kosteloos voor het godsdienstonderwijs beschikbaar gesteld.

3. Bij een geschil omtrent het vaststellen van lessen of het beschikbaar stellen van lokalen van gemeentelijke scholen beslist Onze minister.

4. Aan de kerkelijke gemeenten of de plaatselijke kerken kan een vergoeding worden toegekend volgens regelen, bij algemene maatregel van bestuur te stellen.

5. Voor de toepassing van dit artikel worden met kerkelijke gemeenten gelijkgesteld rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen, die zich blijkens de statuten het geven of doen geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen.

Artikel 47. 1. Aan de openbare scholen worden op verzoek van door Ons tot dit doel toegelaten genootschappen op geestelijke grondslag de leerlingen, wier ouders, voogden of verzorgers daartoe de wens te kennen geven, in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen vormingsonderwijs te volgen van leraren, daartoe door deze genootschappen aan te wijzen.

2. De schoollokalen worden, zo nodig verwarmd en verlicht, kosteloos voor het vormingsonderwijs beschikbaar gesteld,

3. Bij een geschil omtrent het vaststellen van lessen of het beschikbaar stellen van lokalen van gemeentelijke scholen beslist Onze minister.

4. Aan de genootschappen, bedoeld in het eerste lid, kan een vergoeding worden toegekend volgens regelen, bij algemene maatregel van bestuur te stellen.

HOOFDSTUK II
Overige voorwaarden voor bekostiging uit de openbare kas van het bijzonder schoolonderwijs

Artikel 48. 1. Indien binnen redelijke afstand van de woning van de leerling niet de gelegenheid bestaat tot het volgen van het onderwijs aan een openbare school, mag aan deze leerling de toegang tot een gelijksoortige uit de openbare kas bekostigde bijzondere school niet worden geweigerd op grond Van godsdienstige gezindte, tenzij de school uitsluitend bestemd ts voor interne leerlingen.

2. Indien tot een bijzondere school ingevolge het eerste lid andere leerlingen worden toegelaten dan voor wie de school In verband met de godsdienstige gezindte wordt in stand gehouden, kunnen deze leerlingen niet worden verplicht het godsdienstonderwijs te volgen,

Artikel 49. 1. De bijzondere school staat onder het bestuur van een stichting of van een rechtspersoonlijkheid bezit tende vereniging of instelling, die zich het geven van onderwijs in de zin van deze wet ten doel stelt zonder daarbij het maken van winst te beogen.

2. Het aan de school verbonden personeel maakt geen deel uit van het schoolbestuur.

3. Het schoolbestuur draagt zorg voor een deskundig beheer.

Artikel 50. Het schoolbestuur kan de ouders van een onder zijn gezag staande school in de gelegenheid stellen een: oudercommissie te vormen, waarvan de bevoegdheden daor het schoolbestuur worden geregeld.

Artikel 51. 1. De rector, de directeur, de leraren en het overige personeel, bedoeld in artikel 38, van de bijzondere school zijn in het bezit van een door het schoolbestuur en door henzelf ondertekende akte van benoeming.

2. De akte van benoeming bevat ten minste bepalingen betreffende de gronden voor schorsing, ontslag en disciplinaire straffen, alsmede bepalingen van gelijke inhoud als zijn vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 39, tweede lid, voor zover deze geen rechtstreekse aanspraak geven ten laste van het Rijk.

Artikel 52. 1. De rector of de directeur, de leraren en het overige personeel, bedoeld in artikel 38, van bijzondere scholen kunnen tegen een door het schoolbestuur genomen besluit tot schorsing, tot het opleggen van een disciplinaire straf of tot ontslag anders dan op eigen verzoek, voordat zij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of het tijdvak, waarvoor zij zijn benoemd, is verlopen, in beroep komen bij de commissie van beroep, waarbij het schoolbestuur is aangesloten en aan wier uitspraak het zich onderwerpt.

2. Tijdens de behandeling voor een commissie van beroep loopt geen verjaring met betrekking tot rechtsvorderingen ter zake van besluiten, die aan het oordeel van de commissie zijn onderworpen.

Artikel 53. 1. Een commissie van beroep strekt haar werkkring uit over ten minste twintig bijzondere scholen.

2. Zij bestaat uit vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, waarvan twee leden en twee plaatsvervangende leden worden gekozen door de schoolbesturen en twee leden en twee plaatsvervangende leden door het personeel van de in het vorige lid bedoelde scholen. Deze vier leden kiezen het vijfde lid, tevens voorzitter, en diens plaatsvervanger.

3. De leden en plaatsvervangende leden mogen niet zitting hebben ín het schoolbestuur, noch deel uitmaken van het personeel van een school, waarover de commissie haar werkkring uitstrekt.

4. Omtrent de verdere samenstelling en de werkwijze van de commissies van beroep worden nadere voorschriften gegeven bij algemene maatregel van bestuur.


AFDELING II
Niet uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs

Artikel 54. Het bestuur van een bijzondere school voor voortgezet onderwijs geeft binnen een maand na de oprichting van de schaol onder overlegging van de statuten der instelling, die de school in stand houdt, en van de reglementen, van die oprichting kennis aan Onze minister. Indien de statuten of reglementen worden gewijzigd of ingetrokken, wordt eveneens binnen een maand van de wijziging of van de intrekking van de statuten of reglementen aan Onze minister kennis gegeven.