( 12 )
Reglement eenige verbindende kracht hebben kan of mag, dan voor zoo verre het geëmaneerd zal zijn van Ons of van door Ons gestelde of bevestigde Ambtenaren. Dan tevens zijn Wij aan de Mannen, welke dat Algemeen Bestuur hebben uitgemaakt, de betuiging verschuldigd van Ons volkomen genoegen over het gedrag door hen gehouden, van het oogenblik af, dat zij, door een’ waarlijk vaderlandschen moed bezield, de hagchelijke taak op zich namen, van een middelpunt vast te stellen, zonder hetwelk de wenschen van alle weldenkenden nog langen tijd onvervuld zouden gebleven zijn, en Neerlands verlossing eeniglijk te danken ware geweest aan de overmagt der vreemde wapenen. En terwijl Wij hun dus bij deze openlijk Onze goedkeuring en Onzen bijzonderen dank te kennen geven, houden Wij ons verzekerd, dat Wij tevens de gevoelens uitdrukken van elken regtschapen Nederlander, en van alle degenen, die kordaatheid en belanglooze zelfopoffering op haren waren prijs weten te sehatten.
Niet minder hechten wij Ons zegel aan de voorzigtige maatregelen, door het nu vervallen Algemeen Bestuur genomen, tot bewaring en bevestiging der eensgezindheid onder alle de burgers van dezen herlevenden Staat, en erkennen gaarne Onze onwankelbare overtuiging, dat alleen de voortduring derzelve, welke Ons, onder de talrijke zorgen des bewinds, steeds het meeste zal ter harte gaan, de Nederlandsche Natie tot dien toestand verheffen kan, in welken Wij haar eerlang hopen te zien, dat zij, gezegend met inwendigen voorspoed, te gelijk geacht zij van hare Bondgenooten en bij hare vijanden gevreesd.
Eindelijk verleenen Wij nog speciaal onze goedkeuring aan het door het Algemeen Bestuur, op den 21sten November laatstleden, afgekondigde ontslag aller Ingezetenen van dezen Staat, van den eed, dien zij aan de gevlugte overheerschers mogten hebben gedaan; en deze afkondiging alsnu, voor zoo veel noodig is en uit krachte der Ons door het Volk opgedragene Souvereiniteit, hernieuwende en bevestigende, verklaren Wij allen en een iegelijk, die, zoo verre zich het gebied der voormalige Verëenigde Gewesten uitstrekt, uit eenigen hoofde, of in eenige betrekking hoe ook genaamd, middelijk of onmiddelijk, aan den keizer der Franschen, vóór of na zijne geweldadige vermeestering dezer Landen, gehoorzaamheid, onderwerping of trouw beloofd of gezworen hebben, van die belofte of eed te zijn ontslagen en ontheven, en ten eenemale vrij van de verpligtingen, welke men daaruit zoude willen of kunnen afleiden; verlangende en gelastende Wij voorts, dat niemand Onzer Landgenooten eenige vreemde, veel min Fransche, ordes-teekenen aanneme, of dezelve bevorens, met welk oogmerk het ook zijn moge, aangenomen hebbende, verder behoude en drage, zonder daartoe te hebben