Pagina:Staatsregeling van Sint-Maarten.pdf/13

Deze pagina is proefgelezen
b, onverwijld in een taal welke hij verstaat, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van zijn vrijheidsontneming, van zijn recht om zich te onthouden van antwoorden en van zijn bevoegdheid zich te doen bijstaan door een advocaat.

4. Een ieder die het slachtoffer is geweest van een vrijheidsontneming in strijd met de bepalingen van dit artikel, heeft recht op schadeloosstelling.

5. Hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van grondrechten voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt.

Artikel 28

1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

2. Een ieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld volgens landsverordening bewezen wordt.

3. Niemand mag een tweede keer worden vervolgd of gestraft wegens een strafbaar feit terzake waarvan hij onherroepelijk door de rechter is berecht.

4. Een ieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft in het bijzonder de volgende rechten:

a, onverwijld, in een taal welke hij verstaat, en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen, van zijn recht om zich te onthouden van antwoorden en van zijn bevoegdheid om zich te doen bijstaan door een advocaat;
b, zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt;
c, te beschikken over voldoende tijd en faciliteiten ter voorbereiding van zijn verdediging;
d, zich zelf te verdedigen;
e, getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à decharge te doen geschieden op dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge.

Artikel 29

1. Ieder kan zich in rechte en in administratief beroep doen bijstaan.

2. Bij landsverordening worden regels gesteld over het verlenen van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen.

Artikel 30

1 Allen aan wie de vrijheid is ontnomen worden behandeld met menselijkheid en met eerbied voor de waardigheid, inherent aan de menselijke persoon.

2. Verdachten worden, uitzonderlijke omstandigheden buiten beschouwing gelaten, gescheiden gehouden van veroordeelden en kunnen aanspraak maken op een afzonderlijke behandeling overeenkomend met hun staat van niet veroordeelde persoon.

3. Jeugdige verdachten worden gescheiden gehouden van volwassenen en zo spoedig mogelijk voor de rechter geleid.

4. Het gevangenisstelsel voorziet in een behandeling van gevangenen die in de eerste plaats is gericht op heropvoeding en reclassering. Jeugdigen gevangenen worden gescheiden gehouden van volwassenen en worden behandeld in overeenstemming met hun leeftijd en wettelijke staat.

§ 6. Beperkingen van grondrechten