Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/164

Deze pagina is proefgelezen

RYNSDORP, naar zes schoone Plantagiën, de eene een Suiker-Plantagie, en de vyf andere Koffy-Plantagiën, gelegen aan de Mattapaka-, Paramarica- en Werapa-Kreeken. Ik zal 'er op een anderen tyd de beschryving van geven: maar op één van deeze Plantagiën, genaamt Schoonoort, was ik getuige van eene onmenschelyke vertooning, die ik my niet wederhouden kan te schetsen.

Het slagtöffer deezer onmenschelykheid was een oude Neger van een goed voorkomen, die ten onrecht veröordeeld was, om eenige honderde geesselslagen te ontfangen. Midden onder de straföeffening trok hy een mes, en wilde den Opzigter daar mede treffen, maar hier in niet geslaagt zynde, duwde hy het zig zelf verscheide maalen geheel en al in den buik, en viel voor de voeten van zynen geweldenaar neder. Hy stierf 'er egter niet van, en om hem over zyne misdaad te straffen, ketende men hem aan een fournuis, waar op men de Kill-devill[1] overhaalde, ten einde aldaar

  1. De Kill-devill (een woord, zaamgestelt uit de woorden dooden en duivel, en het geen waarschynlyk zeggen wil: wie zou de duivel dooden,) is een zoort van rhum, die men maakt van schuim en droessem van suiker. Deeze drank is in de Volkplanting zeer gemeen, en de eenige, die men aan de Negers toestaat. De zuinigheid