onze Opperhoofden. Zulke tegen elkander aanloopende hoedanigheden waaren in staat, om het onheil van het krygsvolk te berokkenen, en den dobberenden toestand van de staats-zaaken der Volkplanting te veroorzaaken.
Dewyl men ons steeds in werkeloosheid liet leven, ben ik tans van het genoegen beroofd, om de dappere daaden van onzen Colonel te verhaalen. Maar om myn verhaal af te breken, zal ik eenige merkwaardige vogelen beschryven, en een begin maken met de Toucan. Deeze vogel draagt in Surinamen den naam van Banarabeck of Cojacai, het zy om dat tusschen zyn bek en de bananen eenige overëenkomst is, het zy om dat hy gewoon is 'er zig mede te voeden, het zy eindelyk om deeze beide redenen te zamen.
De Toucan is niet veel grooter dan een hokduif, en echter heeft hy een bek van ten minsten zes duimen lang. Hy heeft de gedaante van een bonte kraay, en ligt zyn staart op, uitgenomen wanneer hy vliegt. Zyn lyf is bedekt met zwarte vederen, uitgezonden de keel en den hals, die van een fraaije witte kleur zyn, van het zwart der borst afgescheiden door een band van eene zeer doordringende roode kleur, de gedaante hebbende van een omgekeerde halve maan. Boven en onder de staart ziet men eenige witte en karmozyn-kleu-